Les Primitifs Flamands
In 1902 werd in Brugge de grote tentoonstelling Les Primitifs Flamands et l'Art Ancien georganiseerd. Er werden bijna 400 schilderijen, waaronder werken door (of toegeschreven aan) Van Eyck, Van der Weyden, Bouts, Memling, David en Massijs tentoongesteld. Meer dan 35.000 mensen bezochten de tentoonstelling. Nooit eerder waren zo veel Vlaamse schilderijen uit de 15e en de vroege 16e eeuw samen te bezichtigen. Vele werken kwamen uit privécollecties en konden voor het eerst in een algemene context worden gezien. De impact van deze tentoonstelling was zodanig groot dat deze de conservatie, de aankoop en het onderzoek van kunst uit deze tijdsperiode en het geografisch gebied Vlaanderen, over heel Noord-Europa danig stimuleerde.
De term 'Les Primitifs Flamands' of 'Vlaamse primitieven', zoals gebruikt in de titel van de tentoonstelling, vindt zijn oorsprong in de jaren 1840.
De Vlaamse primitieven werden naar gelang de taal anders geduid: in het Frans als 'Les peintres des anciens Pays-Bas méridionaux', in het Duits als 'Altniederländische Malerei', of in het Engels als 'Early Netherlandish painting' of, om een gebied groter dan Vlaanderen aan te duiden, als 'Northern Renaissance painting'. Met zo veel verschillende benamingen kan de vraag gesteld worden wat dan de gemeenschappelijke factoren van deze kunst van de late middeleeuwen en/of vroege renaissance zijn. Drie aspecten zijn bepalend voor de afbakening: stilistische kenmerken, het geografisch gebied en de historische periode.