Voordien bestonden gebeeldhouwde portretten vooral in de context van grafmonumenten en graftomben voor vorsten. En tot circa 1400 waren geschilderde portretten het exclusieve voorrecht van koningen en de hoge adel.
In de 15e eeuw beginnen rijke burgers uit de Vlaamse steden het gedrag van de adel te imiteren. Op hun beurt bestellen zij portretten. Al weten we verrassend weinig over specifieke functies, gebruik en plaatsing van de vroege portretten van de Vlaamse primitieven, het is wel duidelijk dat de portretten heel verschillende vormen en functies konden hebben. Zo zijn er stichtersportretten op altaarstukken. Deze konden ofwel aan de buitenkant, ofwel aan de binnenkant van het altaarstuk voorgesteld worden. Er zijn epitaafportretten, ter nagedachtenis van een overledene, gemaakt zoals Jan van Eycks Portret van een man (Léal souvenir) (1432, National Gallery, Londen) en beroepsportretten zoals Jan van Eycks Portret van de Goudsmid Jan de Leeuw (1436, Kunsthistorisches Museum, Wenen). In de late middeleeuwen bestonden ook reeds persoonlijke portretten voor gebruik in huiselijke kring. Een voorbeeld hiervan is het Portret van Margaretha, de vrouw van Jan van Eyck (1439, Groeningemuseum, Brugge).
Tekst: Till-Holger Borchert