Hugo van der Goes behoort tot de belangrijkste en innovatiefste Vlaamse schilders van de late 15e eeuw. Het schaarse aantal panelen dat overgeleverd is, wordt gekenmerkt door een nieuw monumentalisme, een specifiek kleurengamma en een ongeëvenaard individualistische manier om figuren en gelaatsuitdrukkingen af te beelden.
Na het vertrek van Joos van Wassenhove naar Urbino is Hugo van der Goes vanaf circa 1470 de belangrijkste schilder in zijn geboortestad Gent. Verschillende malen wordt hij als deken van het schildersambacht verkozen. Hij ontvangt belangrijke opdrachten van het Bourgondische hof, van diverse kerkelijke instellingen, van de rijke Vlaamse burgerij en van de Italiaanse koopmanskringen die in de Bourgondische Nederlanden gevestigd zijn. De monumentale triptiek die hij in opdracht van de in Brugge gevestigde Medicibankier Tommaso Portinari schildert, arriveert in 1483 in Firenze en inspireert Italiaanse kunstenaars zoals Domenico Ghirlandaio. Giorgio Vasari vermeldt in zijn Le vite van 1550 dat de Portinari-triptiek door 'Ugo d'Anversa' geschilderd werd, waardoor de reconstructie van het oeuvre van Van der Goes, die geen enkel schilderij blijkt te hebben gesigneerd, mogelijk wordt.
Het merendeel van de oorspronkelijke productie van Van der Goes is niet bewaard gebleven. Talrijke latere kopieën naar verloren originelen van zijn hand getuigen van de immense invloed van de Gentenaar op de Vlaamse kunst. Ook Duitse kunstenaars waren via prenten van Martin Schongauer met Van der Goes vertrouwd. Na Van der Goes' dood in 1482 moet de Gentse boekverluchter Alexander Bening, die gehuwd was met een nicht van de schilder, de modeltekeningen en patronen van Van der Goes geërfd hebben. Dit helpt de opmerkelijke verspreiding van zijn composities in de verluchte getijdenboeken van de zogenaamde Gents-Brugse school te verklaren. Simon Bening , zoon van Alexander Bening , initieert de modeltekeningen van Van der Goes in Brugge. Gerard David en de leden uit zijn werkplaats laten zich door de Gentenaar inspireren.
1440
Geboorte van Van der Goes. Hoewel zijn geboorteplaats niet gedocumenteerd is, lijkt hij in Gent, of in de omgeving, geboren te zijn.
1451
Filips de Goede haalt Van der Goes uit een mysterieuze ballingschap.
1467
Van der Goes wordt meester van het schildersambacht in Gent. De schilders Joos van Wassenhove en Daneel Ruthaert stellen zich borg voor hem.
1468
In opdracht van de stad Gent voert hij schilderwerk uit in functie van de Grote Aflaat van de stad. Ook de volgende jaren werkt Van der Goes aan deze decoraties in opdracht van de stad. Hij schildert bijvoorbeeld pauselijke blazoenen.
In maart en april werkt de kunstenaar in opdracht van het Bourgondische hof in Brugge mee aan de decoratie ter gelegenheid van het huwelijk van Karel de Stoute en Magareta van York.
Op 18 oktober nodigt Van de Goes, samen met andere leden van het schildersambacht, schilders uit Doornik uit naar een bijeenkomst in Gent ter gelegenheid van Sint-Lucasdag.
1469
Alexander (Sander) Bening wordt meester in het Gentse schildersambacht. Hugo van der Goes en Joos van Wassenhove stellen zich borg. Sander Bening huwt in 1480 Catherina, een nicht van Van der Goes.
1470
Joos van Wassenhove vertrekt uit Gent en reist naar Italië. Hij treedt in dienst van Federico da Montefeltro, de hertog van Urbino. Als Giusto da Gand wordt hij hofschilder van de hertog en is betrokken bij de decoraties van diens paleizen in Urbino en Gubbio.
1469/1472/1474
Van der Goes en zijn knapen worden door de stad vergoed voor decoratiewerken ter gelegenheid van de Blijde inkomsten van Karel de Stoute in Gent en voor het schilderen van blazoenen voor de uitvaartmis van Filips de Goede.
1473
Van der Goes wordt door het Bourgondische hof vergoed voor het schilderen van blazoenen ter gelegenheid van de uitvaart van Filips de Goede.
1473/1477
Van der Goes huurt een pand van Clais en Filips van der Zickele in de Sint-Pietersnieuwstraat in Gent.
De schilder wordt herhaaldelijk tot deken van het Gentse schildersambacht verkozen (1474, 1475, 1476).
In deze periode schildert Van der Goes de Aanbidding der Koningen, of het zogenaamde Monforte-altaarstuk (Gemäldegalerie, Berlijn) en werkt in opdracht van Tommaso Portinari aan het monumentale altaarstuk met de Aanbidding der herders of het zogenaamde Portinari-altaarstuk (Galleria degli Uffizi, Firenze) dat pas in 1483, na de dood van de kunstenaar, in Firenze arriveert.
1477-1482
Van der Goes verlaat Gent en wordt op het hoogtepunt van zijn loopbaan 'frater conversus' of lekenbroeder in de gereformeerde gemeenschap van het Roode Klooster nabij Auderghem (Brussel) waar zijn halfbroer Nicolaas monnik is. Door zijn roem verkrijgt Van der Goes van de kloostergemeenschap enkele privileges. Hij mag reizen en mag hoogstaand bezoek ontvangen, waaronder Aartshertog Maximiliaan. Hij mag daarenboven wijn consumeren, zo benadrukt de kloosterchroniqueur Ofhuys. Het is een privilege waarvan hij klaarblijkelijk stevig gebruik maakt. Tijdens zijn kloosterverblijf blijft van der Goes schilderopdrachten uitvoeren, al baart het afwerken van de schilderijen hem grote zorgen. Tijdens zijn verblijf in het klooster verslecht zijn psychische toestand.
1480
In opdracht van de Stad Leuven komt Van der Goes er de onvoltooide werken van Dieric Bouts voor het Leuvense stadshuis schatten. Hij krijgt voor deze dienst van het stadsbestuur een 'stoop' Rijnwijn. Vermoedelijk voltooit Van der Goes de door Bouts eveneens onvoltooide Triptiek voor Hyppolite Berthoz. Op het linkerluik schildert hij de stichterportretten van het echtpaar.
1482
Op de terugreis van een bezoek aan Keulen - aldus de kloosterhistoricus Ofhuys - wordt hij door een acute depressie bevangen en probeert zich tevergeefs te zelfmoorden. Zijn begeleiders, waaronder zijn halfbroer Nicolaas, slagen erin om hem naar Brussel en vandaar naar het Roode Klooster te brengen. Korte tijd nadien sterft hij en wordt in het atrium van het Klooster begraven.
1483
Van der Goes' Portinari-triptiek arriveert in het voorjaar in Pisa en wordt via kanalen naar de Porta San Friano in Firenze vervoerd. Het altaarstuk wordt in Santa Maria Nuova opgesteld. De ruwe fysiognomie van de herders maakt indruk op de schilders uit Firenze. Domenico Ghirlandaio laat zich door Hugo van der Goes inspireren voor zijn Epifanie in de Sassettikapel.
1504
Jean Lemaire noemt Van Der Goes in zijn lofgedicht aan Margareta van Oostenrijk een van de belangrijkste kunstenaars.
±1510
Gaspar Ofhuys, monnik in het Roode Klooster, bericht in zijn kroniek over het overlijden van Van der Goes in 1482 en zijn geestesziekte.
1520-1
Albrecht Dürer vermeldt in zijn dagboek dat hij tijdens een bezoek aan Brussel in het paleis van Nassau een 'gut gemähl' van Van der Goes in de huiskapel heeft gezien. Het gaat vermoedelijk om een voorstelling van de zeven sacramenten.
1550
Giorgio Vasari vermeldt in zijn Le Vite dat 'Ugo d'Anversa' het paneel in Santa Maria di Nuova (het Portinari-altaarstuk) heeft gemaakt.
1556-1560
Marcus van Vaernewijck beschrijft werken van Van der Goes die tijdens de Beeldenstorm werden vernietigd.
Tekst: Till-Holger Borchert