Petrus Christus is de enige Brugse schilder in de periode tussen Van Eyck en Memling van wie een oeuvre gekend is. De schilder arriveert in Brugge drie jaar na de dood van Van Eyck en vult de artistieke leemte, die door diens dood is ontstaan, op. Zijn artistieke carrière in Brugge neemt drie decennia in beslag en uit deze periode worden dertig schilderijen, vijf tekeningen en één pagina uit een manuscript aan Petrus Christus toegeschreven. Negen van deze schilderijen zijn gesigneerd en gedateerd (alle tussen 1446 en 1457) in een stijl die naar Jan van Eyck refereert. Net zoals Jan van Eyck signeert hij zijn werken op de lijst. Zeven van deze gesigneerde werken kunnen met andere betrouwbare documentatie verbonden worden. Daardoor dienen ze als basis voor de toeschrijvingen van de niet-gesigneerde werken. Petrus Christus' schilderstijl is eclectisch. Hij versmelt invloeden, zowel motieven als werkprocedés van Jan Van Eyck, Rogier van der Weyden, en de miniatuurkunst, in een eigen stijl. Zijn werken nemen een cruciale plaats in de complexe ontwikkeling van de vijftiende-eeuwse Vlaamse schilderkunst in. Christus introduceert het interieurportret waarin hij de neutrale achtergrond door het interieur van een kamer vervangt. Naast opdrachten van Brugse families zoals de Adornes, krijgt hij vele opdrachten van handelaren uit Spanje en Italië.
1415-1420
Petrus Christus wordt vermoedelijk in Baerle (Baerle-le-Duc), in het hertogdom Brabant, geboren.
1444
Vermelding in het Poorterboek van Brugge dat Petrus Christus op 6 juli het poorterschap verwerft om schilder te kunnen worden. Petrus Christus wordt hiertoe ondersteund door Joos van der Donc. Christus komt met andere woorden pas 3 jaar na het overlijden van Jan van Eyck naar Brugge.
Ca. 1444 - 1463
Petrus Christus huwt met een zekere Gaudicine.
1446
Petrus Christus signeert en dateert een portret van een lekebroeder die mogelijk uit het kartuizerklooster Genadedal bij Brugge afkomstig is (The Metropolitan Museum of Art, New York) met 'PETRUS XPI ME FECIT A 1446'. Christus doet hetzelfde voor een portret van Edward Grymeston, ambassadeur van de Engelse koning Hendrik IV aan het hof van Filips de Goede (National Gallery London).
1446 - 1457
De negen gesigneerde en gedateerde schilderijen van Petrus Christus die zijn bewaard gebleven dateren van deze periode.
1449
Petrus Christus signeert het schilderij De Heilige Eligius in de werkplaats van een edelsmid (The Metropolitan Museum of Art, New York) en zet zijn naam en het jaar op de lijst van Madonna ten halven lijve (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen - de conditie is problematisch).
1452
Hij schildert twee luiken met de Annunciatie en Geboorte en het Laatste Oordeel (Gemäldegalerie, Berlijn) en ook een Geboorte en Annunciatie (Groeningemuseum, Brugge). Die laatste twee werken waren in de twintigste eeuw het voorwerp van een hyperrestauratie. Minder dan 30 procent van de picturale laag is authentiek.
1454
Op 24 april bestelt de graaf van Etampes drie kopiëen van de miraculeuze Notre-Dame de Grâce, waarvan gedacht werd dat het door Sint-Lucas zelf geschilderd was. Geen van deze drie zijn bewaard gebleven. Het kapittel van Cambrai betaalt Christus op kosten van de kerkfabriek.
1455
Christus signeert de Bewening (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel).
1457
Petrus Christus signeert Tronende Madonna met de heiligen Hiëronymus en Franciscus (Städelsches Kunstinstitut und Städtische Galerie, Frankfurt am Main). Dit is het laatste bekende schilderij dat Petrus Christus signeerde.
1457 - 1463
Het ontbreken van documenten zorgt ervoor dat zeer weinig geweten is over de schilder in deze periode. Er werd gesuggereerd dat hij tijdens deze periode of voor een deel van deze periode in Italië zou verbleven hebben, maar ook hier zijn alle pogingen om hem in verband te brengen met Italiaanse archiefdocumenten vooralsnog zonder resultaat gebleven.
1462 - 1463
Petrus Christus ontvangt een opdracht van het Brugse stadsbestuur.
Christus en zijn vrouw worden lid van de prestigieuze Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van de Droghen Boom waarvan ook de Bourgondische hertogen leden waren. Ook vele Nederlandse aristocraten en buitenlandse kooplieden waren lid. Voor de broederschap schilderde Christus in 1465 het kleine, en zeer unieke paneeltje Madonna van de Droghen Boom, dat zich vandaag in de Collección Thyssen-Bornemisza in Madrid bevindt.
1463
Op 22 februari heeft de Blijde Inkomst van Filips de Goede en zijn zuster Agnes, echtgenote van hertog Karel van Bourbon, plaats in een feestelijk versierd Brugge. Petrus Christus, samen met meester-schilder Pieter Nachtegale, was verantwoordelijk voor het toezicht over de constructie van twee enorme toneeldecors in de straten van Brugge ter gelegenheid van de festiviteiten opgevoerd voor de Brugse Heilig-Bloedprocessie en het bezoek van Filips de Goede.
1465
Hans Memling vestigt zich in Brugge.
1467 - 1468
Documenten vermelden Petrus Christus' jaarlijkse bijdragen aan het belangrijke devotiegezelschap de Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw, waartoe ook vele andere gilden en ambachten behoorden, maar ook leden van het hof. Vermoedelijk was Christus al eerder lid.
1467 - 1472
Christus' naam komt herhaaldelijk voor in documenten als vertegenwoordiger van het ambacht van de beeldenmakers en in zijn hoedanigheid als bestuurder in de schilderscorporatie en andere maatschappelijke organisaties.
1468
Op 19 april heeft de Blijde Inkomst van Karel de Stoute plaats in Brugge ter gelegenheid van zijn huwelijk met Margareta van York, zuster van Edward IV van Engeland. Van 3 tot 12 juli hebben de feestelijkheden plaats. Tot de 150 kunstenaars, uitgenodigd om mee te werken aan de versieringen, behoren onder meer Jacques Daret, Hugo van der Goes, Daneel de Rijcke, en Lieven van Lathem. Het is echter niet met zekerheid geweten of Petrus Christus of Hans Memling bij de werken betrokken waren.
1475 - 1476
Christus' echtgenote betaalt de laatste bijdrage voor de Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw.
Petrus Christus sterft tussen 2 september 1475 en 13 maart 1476. Hij wordt in de Onze-Lieve-Vrouwekerk begraven. De broederschap betaalt de kosten van de begrafenis.
1476
Op 13 maart wordt Bastiaen Christus, een bastaardzoon van Christus, vrijmeester in het ambacht van de beeldenmakers. Vermoedelijk neemt hij hiermee zijn vaders atelier over.
1492
In de inventaris van de collectie van Lorenzo de' Medici wordt een portret van een Franse edelvrouw opgenomen als een werk van 'Pietro Cresti de Bruggia' (Gemäldegalerie, Berlijn).
1500
Op 5 mei neemt Christus' kleinzoon, zoon van Bastiaen, Petrus II Christus het atelier van zijn vader over.
1524
Pietro Summonte vermeldt een schilderij van Petrus Christus met een tronende Christusfiguur uit de collectie Sannazaro in Napels in een brief aan Marcantonio Michiel. Christus noemt hij een 'pictor famoso in Fiandria' maar hij situeert hem abusievelijk in de generatie van van Eyck en van der Weyden.
1567
Lodovico Guicciardini neemt Petrus Christus op in zijn Descrittione di tutti i Paesi Bassi . Hij noemt Petrus Christus verkeerdelijk een navolger van Memling. Vasari neemt dit over in 1568 in zijn editie van Le Vite.
Tekst: Vanessa Paumen