Om zijn huis te reconstrueren, werden doorheen de tijd verschillende soorten bronnen geraadpleegd, van de boedelinventaris uit 1640 met beschrijving van zijn kunstcollectie tot Rubens’ eigen oeuvre. Twee fascinerende prenten, gegraveerd door Jacobus Harrewijn (1660–1727) naar tekeningen van Jacob van Croes (werkzaam 1675–1699), zijn essentieel geweest in de reconstructie van de buitenkant van het Rubenshuis. Hoewel ze dateren uit 1684 en 1692, lang na Rubens' dood, zijn ze toch de oudste bronnen die zoveel visuele informatie bieden over de zeventiende-eeuwse staat van het huis. De gravure uit 1684 toont een merkwaardige gebeeldhouwde fontein.
Op Harrewijns gravure zien we in de rechterhoek achteraan, tussen de portiek en de versierde façade van Rubens’ atelier, een grot met een fontein. Het beeld in de fontein stelt een boer voor die een breedgerande hoed en laarzen draagt en doedelzak zit te spelen. Uit twee pijpen van zijn instrument spuit water omhoog tot boven het gebroken fronton van de portiek. Naast deze zittende doedelzakspeler staat een hert, dat het pastorale thema van de grot accentueert.
Een charmante en intrigerende nieuwe aanwinst voor het Rubenshuis, een klein bronzen beeldje van dezelfde figuur als die op deze fontein, geeft ons een geanimeerd beeld van de manier waarop Rubens zijn huis, atelier en tuin ontwierp en decoreerde.
Zoals onderzoekers al eerder opmerkten, lijkt de figuur van de doedelzakspeler op de gravure veel op een beeld van Giambologna (1529–1608), de gerenommeerde Vlaamse beeldhouwer die carrière maakte aan het Medici-hof in Firenze. Tussen het beeldje in de collectie van het Rubenshuis en de vele andere afgietsels zijn kleine verschillen, maar ze hebben allemaal veel gelijkenissen met de fontein in Harrewijns gravure: de hoed, het golvende haar, de kleding en het postuur van de boer en de houding van zijn armen rond de doedelzak. In één versie – de enig gekende versie in verguld brons (Museo Nazionale del Bargello, Firenze) – is er zelfs een grote pijp naar boven gericht, net als in de gravure. Deze twee versies zijn klein, respectievelijk 10 en 12 cm, terwijl het beeld in de gravure duidelijk veel groter is.
De vroegste vermelding van Giambologna’s doedelzakspeler komt voor in een lijst uit 1611 van vijftien kleine bronzen beelden, die het jaar daarna door de Groothertog van Toscana, Cosimo II de’ Medici, als cadeau werden opgestuurd naar Prins Henry van Wales. De Groothertog hoopte daarmee om de jonge Engelse prins te verleiden om met zijn zus te trouwen, wat niet gebeurde: Henry stierf in 1612. Onder de bronzen beelden, ontworpen door Giambologna – die als beeldhouwer van de Groothertog werkte – bevond zich een doedelzakspeler, beschreven als “uno Pastore che suona la Piva” (een herder die doedelzak speelt).
Aan het einde van Giambologna’s loopbaan en in de jaren na zijn dood, maakten zijn nauwe medewerkers afgietsels van zijn ontwerpen in verschillende formaten en materialen. Daarbij bleven ze trouw aan het ‘merk’ Giambologna, zonder hun eigen stijl in de kijker te zetten. Daardoor blijft het auteurschap van deze afgietsels tot op vandaag heel onzeker.
Wat betreft de maker van de Doedelzakspeler van het Rubenshuis, zijn zowel Antonio Susini (1558–1624) als zijn neef Gianfrancesco (1585–1653) mogelijke kandidaten. Antonio heeft nauw met Giambologna samengewerkt vanaf ca. 1580, eerst in het atelier van Giambologna en vanaf ca. 1600 in zijn eigen atelier. Hij bleef replica’s maken tot lang na de dood van Giambologna in 1608. Gianfrancesco deed hetzelfde tot zijn eigen dood in 1653. Een beetje zoals bij Rubens bleven de nauwe medewerkers en navolgers van Giambologna zijn stijl en composities dus voortzetten tot lang na zijn dood.
Kleine bronzen beelden van en naar Giambologna waren heel populair in Europa tijdens en na zijn leven. Zowel inventarissen van zeventiende-eeuwse (Antwerpse) collecties als geschilderde kunstkamers bewijzen deze populariteit. De fameuze Kunstkamer van Cornelis van der Geest (1628) van Willem van Haecht in de collectie van het Rubenshuis, toont op de tafel vooraan vijf kleine bronzen beelden van Giambologna.
Het zou niet ongewoon zijn dat het ontwerp van Giambologna in latere bronzen versies verschillende andere functies kreeg, van inktpotjes tot nachtlampen en fonteinen… Eén onderzoeker wierp zelfs het idee op dat de doedelzakspeler op Rubens’ fontein een automaat was die ook muziek speelde, maar tot nu toe zijn er weinig bewijstukken om deze theorie te bevestigen, hoe aantrekkelijk die ook is.
Dat de fontein die Harrewijn afbeeldde op zijn gravure een redelijk realistisch beeld geeft van een echte fontein die ooit op de binnenkoer stond is aannemelijk, niet enkel door de hoge graad van accuraatheid in Harrewijns prenten (bevestigd door veel andere bronnen), maar ook door de aanwezigheid van dezelfde fontein op een gravure uit 1840 door Erin Corr (1805–1862) naar een ontwerp van Nicaise de Keyser (1813–1887).
Tekst: Abigail D. Newman, Rubenshuis-Rubenianum
November 2023
Avery, Charles en Anthony Radcliffe. Giambologna, 1529–1608: Sculptor to the Medici. Londen: The Council, 1978.
De Poorter, Nora en Frans Baudouin. Rubens: Architecture and Sculpture. Rubens’s House. Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, XXII.2. Londen: Harvey Miller Publishers, 2022.
Rudigier, Alexander en Blanca Truyols. Giambologna: Court Sculptor to Ferdinando I: His Art, his Style and the Medici Gifts to Henry IV. Londen: Ad Ilissum, 2019.
Tijs, Rutger. “De herdersgrot met fontein in de patio van het oorspronkelijke huis van Rubens te Antwerpen.” BRABOM: Berichten en rapporten over het Antwerps bodemonderzoek en monumentenzorg, nr. 5 (2002): 115–38.