Habent sua fata libelli - boeken hebben hun eigen lotgevallen - en dat geldt bij uitstek voor deze bijzonder mooie bundeling aan dedicaties, spreuken en illustraties. De vrienden van de Rockoxen vulden deze pagina’s in een periode van maar liefst 57 jaar. De oudste gedateerde bijdrage dateert van 1579, het jongste blad zou van 1636 zijn. Ze getuigen van de zogeheten “peregrinatio academica” van de broers Rockox, de academische pelgrimstocht of studiereis naar buitenlandse universiteiten, die heel gebruikelijk was vanaf de zestiende eeuw. Dit rondreizend leren wordt vaak lichtvoetig uitgelegd: studenten reisden graag tussen verschillende steden en trokken vanwege voorkeuren voor bepaalde professoren naar andere universiteitssteden om bij hen te studeren. Toch speelden er zeker ook andere omstandigheden mee in de reislust van de jonge mannen: pestepidemieën teisterden ook studentensteden, en het godsdienstig geïnspireerde oorlogsgeweld wakkerde geregeld op, zodat ze noodgedwongen veiliger oorden opzochten. Zo werd Leuven in 1578-79 zwaar getroffen door de zwarte dood en enkele jaren nadien door Spanje belegerd.
Nicolaas Rockox startte in ieder geval met een studie filosofie in Leuven, studeerde ook in Parijs, en voltooide zijn rechtenstudie aan de universiteit in het katholieke bolwerk Douai, de plek waar hij met dit vriendenboek begon in 1579. Maar ook na zijn studie bleef Nicolaas Rockox bijdragen vragen aan vrienden uit Antwerpen, Brussel, Ingelmunster, Mechelen en Mol. Tussen 1592 en 1596 vergezelde het kleinood zijn broer Adriaan in zijn studentenleven.
Doorgaans is het aantal afbeeldingen in alba amicorum eerder bescheiden. Dat is hier heel anders: dit vriendenboek is bijzonder fraai geïllustreerd en de bijdragen zijn van hoge kwaliteit: bijna alle pagina’s zijn verrijkt met mooie miniaturen in gouache en potlood-, krijt-, en inkttekeningen. Er zijn geen mislukte tekeningen of doorkraste pagina’s. Slechts op enkele pagina’s zien we een verbetering aangebracht (f. 12, f. 69).
Dit album amicorum was duidelijk de uitgelezen plek om eruditie én maatschappelijke positie in de verf te (laten) zetten. Op de meeste bladzijden wapperen rijk versierde wapenschilden van de jeugdige edellieden die samen met de broers studeerden, vergezeld van een opdracht of leuze. Op de gebruikelijke studentikoze schunnigheden betrappen we de vrienden van de Rockoxen niet. Enkele speelse toespelingen op een naam of motto blijven steeds zedig en bedachtzaam. Ene H. Van der Noot die “De necessité vertu” als inscriptie kiest, is daar een voorbeeld van, want vertaald zinspeelt “Van de nood een deugd maken” natuurlijk op zijn eigen naam (nood/noot) (f. 24). Ook de broers Rockox houden het onderling harmonieus. Woon in jezelf - “Tecum habita” - spoort Nicolaas zijn broer aan met een citaat van Horatius, terwijl hij een lieflijke huisjesslak over de bladzijde laat kruipen (f. 28). Een kort, mysterieus zinnetje op de pagina die werd beschreven door vrouwen spreekt daardoor extra tot de verbeelding: een anonieme hand pende er “Amar es dulce” neer (f. 49V). Wie liet zich daar in het Spaans zo dromerig uit over de liefde?
Door de vele afbeeldingen van modieuze vrouwen en mannen die doorheen het boek opduiken, lijken we soms wel in een vroegmoderne modeshow beland. Om die reden werd het boekje door een vorige eigenaar zelfs aanzien als een “kostuumboek”, getuige een weggegomde titel “Costumes” op een van de schutbladen vooraan. Door deze figuren met hun eigenzinnige kapsels en hoofddeksels en fijn uitgewerkte jurken en kostuums is dit album een absolute lust voor het oog. Ook bij deze bijdragen staan statussymbolen zeer centraal: ook hier worden wapenschilden aangebracht. Tussendoor ontmoeten we een man in purperen mantel die met een peperdure tulp in de hand poseert (f. 43).
Ook latere handen schreven mee aan de geschiedenis van dit stuk: aan het begin van het boek vinden we meerdere sigilla of eigendomskenmerken van trotse eigenaren terug. Tussen de bladzijden noteerde een Engelstalige bezitter hier en daar zijn gedachten over de bijdragen, alsof het om tentoonstellingsteksten gaat (vb. f. 23v). In de loop van de negentiende eeuw kreeg de bundel de huidige met gouddruk verfraaide blauwleren band en werd de snede verguld. Om dit laatste mogelijk te maken, werden door stof vervuilde en vervilte delen van de bladzijden afgeschaafd. In dit geval werden de bladzijden wel sterk bijgesneden: vooral aan de bovenkant zien we dat sommige zeventiende-eeuwse bijschriften licht afgekapt zijn. Nadien werd met pen een foliëring aangebracht in de rechterbovenhoek.
Of de huidige samenstelling nog steeds de originele volgorde van het boek toont, is betwijfelbaar. Dat de broers met een vooringebonden boekje of zelfs een gehele bundel tegelijk naar hun vrienden trokken om het door hen te laten illustreren, is ook lang niet met zekerheid te stellen. Zo volgen de bijdragen niet helemaal chronologisch op elkaar. Als we de bladzijden letterlijk tegen het licht houden, verheldert ook een en ander over de samenstelling van de bundel: we kunnen dan de watermerken herkennen die tijdens het maken van het papier werden aangebracht. Papier werd in die tijd handgeschept in grote bladen, die vervolgens tot een handzamer formaat werden geplooid. Per groot blad werd door de papiermaker één watermerk aangebracht in het midden, waarmee nog steeds de papiermolen kan geïdentificeerd worden. Voor boeken die gebundeld werden op hetzelfde moment zou je hetzelfde papier verwachten en dus telkens hetzelfde merk herkennen. Dat is echter niet het geval bij dit vriendenalbum. Er zijn net uitzonderlijk veel verschillende watermerken te onderkennen, afkomstig uit geografisch verschillende gebieden, die bovendien niet logisch op elkaar volgen.
Er zijn op basis van deze merken wel bladzijden te onderscheiden of net te bundelen. Zo lijken de bijdragen van Justus Lipsius (f. 36), Aubertus Miraeus (f. 64), en zelfs Nicolaas Rockox (f. 28) eerder op losse bladen genoteerd te zijn, die dan later ingevoegd werden. Andere bladen die nu niet op elkaar volgen, kunnen we op basis van papieranalyse dan weer wel aan elkaar linken, zoals enkele fijnzinnige afbeeldingen van modebewuste vrouwen (f. 9, f. 23-24, f. 41-42). Het loont zeker de moeite dit verder te onderzoeken, en te vergelijken met het papiergebruik in andere alba.
Na hoeveel omzwervingen het boekje aan de overkant van de oceaan belandde is nog niet helemaal achterhaald. Toen het bijna vier eeuwen na het ontstaan ervan opdook bij een antiquair uit New York, wist deze het ondanks de misleidende titel op de kaft te linken aan de Antwerpse burgemeester en bekende mecenas van Rubens. Hij zond het stuk met een indrukwekkende beschrijving naar de Koninklijke Bibliotheek van België voor een bezichtiging. Dat kwam de bibliothecaris van de Antwerpse stadsbibliotheek ter ore: “Voelt gij daar iets voor (ik meen van wel) dan kunnen wij samen beproeven het in de wacht te slepen. Laat mij eens iets weten”, schreef hij aan de conservator van het Rubenshuis, Frans Baudouin. Die voelde daar zelfs zeer veel voor, en zo kwam het uitzonderlijke vriendenalbum van de Antwerpse broers eind 1958 weer in hun thuisstad terecht.
Het album amicorum van Nicolaas en Adriaan Rockox is dus een boekje dat vele omzwervingen maakte en heel wat lotgevallen kende... Een ding is daarbij zeker: dit fascinerende album heeft nog lang niet al zijn geheimen prijsgegeven!
Tekst: Ute Staes (Rubenshuis-Rubenianum Antwerpen)
Nicolaas Rockox et al, Album Amicorum Nicolaas en Adriaan Rockox, ca. 1579-1636, Omvang: 162 x 109 x 20 mm. Kwarto (bijgesneden). 69 ff. + 2 bladen. 20 kostuumtekeningen ingekleurd met waterverf, 32 volblad en 63 kleinere wapens in kleur, 4 portretten, 9 miniaturen en pentekeningen, Inv. nr. RH.D.035, Collectie Rubenshuis, Antwerpen