Het genre van de zogenoemde kunstkamer ontstond in Antwerpen in het begin van de zeventiende eeuw. Deze ‘constcamers’ tonen interieurs waarin werkelijk bestaande of fictieve kunstverzamelingen zijn weergegeven. Schilderijen bedekken de wanden, er staan afgietsels van befaamde antieke beelden, tafels met bronzen beeldjes, albums met tekeningen en prenten, antieke munten, globes, wetenschappelijke instrumenten, soms aangevuld met schatten uit de natuur, zoals zeldzame bloemen en schelpen. In ‘constcamers’ bevinden zich vrijwel altijd mensen, heren – kunstliefhebbers, kunstenaars en andere belangrijke personages – en soms een dame, die de aanwezige kunst bestuderen en erover converseren. Het genre is altijd een Zuid-Nederlands specialisme gebleven. Een van de grondleggers, Willem van Haecht (1593-1637), schilderde veelal collecties die gebaseerd waren op die van zijn broodheer, de rijke, kunstminnende vastgoed- en specerijenhandelaar Cornelis van der Geest (1555–1638). Van Van Haecht zijn niet meer dan drie kunstkamers bewaard gebleven. Een vierde schilderij is sinds 1936 spoorloos.
Hoog bezoek
De kunstkamer van Cornelis van der Geest uit 1628 heeft als onderwerp het bezoek dat de aartshertogen Albrecht en Isabella dertien jaar eerder hadden gebracht aan de kunstkamer van Van der Geest. In het voorname vertrek waarin de collectie is opgesteld verlenen de ramen en de deur, met daarboven het wapen en devies van de verzamelaar, uitzicht op de Schelde en het havenkwartier van Antwerpen. (Van der Geests huis aan de Mattenstraat bij Het Steen is eind negentiende eeuw gesloopt, net als de Sint-Walburgiskerk waarvan hij kerkmeester was en waarvoor Rubens in 1610 De Kruisoprichting schilderde.)
Visuele bron
De muren zijn van onder tot boven volgehangen met schilderijen. Alle kunstwerkjes-in-het-kunstwerk zijn uiterst gedetailleerd en daardoor goed herkenbaar weergegeven. De Amazonenslag van Rubens bijvoorbeeld, uiterst linksonder, bevindt zich nu in München, terwijl een ander werk van hem, Portret van een man in harnas, rechtsboven aan de achterwand, in een privécollectie in New York wordt bewaard. Een zeldzaamheid als Jan van Eycks Badende vrouw, door Van Haecht op de zijwand weergegeven, is niet bewaard gebleven. Behalve schilderkunst is er nog veel meer te bewonderen: bronzen beeldjes van de van oorsprong Vlaamse beeldhouwer Giambologna, miniatuurtjes, tekeningen en prenten, maar ook afgietsels van antieke beelden, antieke munten, een kast vol kostbaar Chinees porselein, een armillarium, een wereldbol en talrijke wetenschappelijke instrumenten.
Who’s who
Net als de schilderijen zijn de meeste figuren die het vertrek bevolken gemakkelijk te identificeren. Hun namen laten zich lezen als een beknopte who’s who van de culturele elite van zeventiende-eeuws Antwerpen. Op de voorgrond toont de verzamelaar Van der Geest een van zijn pronkstukken, een Maria met kind van Quinten Massys, aan de aartshertogen Albrecht en Isabella, de landvoogden van de Zuidelijke-Nederlanden. Over hun schouders meekijkend voorziet Rubens het werk van zijn beroemde voorganger van commentaar. Staande achter het schilderij herkennen we ook Anthony van Dyck, terwijl in de groep linksachter de aartshertogen kosmopolitisch ingestelde humanisten als burgemeester Nicolaas Rockox en Jan van de Wouwer zijn geportretteerd.
Rond de tafel met bronsjes hebben zich een aantal vooraanstaande verzamelaars geschaard, terwijl de schilders Jan Wildens, Frans Snijders en Hendrick van Balen zich uiterst rechts over een wereldbol buigen. Voor de miniatuurportretjes in het schilderij baseerde Van Haecht zich op bestaande portretten van Rubens en Van Dyck, die hij nauwgezet kopieerde. Dit betekent dat de kunstenaar toegang tot al deze portretten moet hebben gehad. Zeer recent is gesuggereerd dat Rubens en Van Dyck enkele van die portretten speciaal voor De kunstkamer van Cornelis van der Geest hebben gemaakt. De betrokkenheid van beide meesters bij de uitwerking van het schilderij moet dus nog groter zijn geweest dan tot dusver werd aangenomen.
Vive l’esprit
Het is verleidelijk te veronderstellen dat Rubens ook betrokken was bij de complexe beeldinhoud van het schilderij. Op de fries van de deuromlijsting is het devies van de kunstminnaar aangebracht: ‘Vive l’esprit’, een spitsvondige toespeling op zijn familienaam (esprit is Frans voor geest).
Het devies is een eerbetoon aan het artistieke patronaat van een voorbeeldig verzamelaar – ‘Lang leve Van der Geest’ – wiens faam na diens dood zal blijven voortbestaan. Tegelijkertijd verwijst esprit echter ook naar cognitieve en artistieke kwaliteiten als ingenium, ingegno, of scherpzinnigheid, vindingrijkheid en oordeelsvermogen. Kortom, naar artistiek en intellectueel talent en genie. De antieke bustes van ‘Seneca’ en diens leerling Nero erboven zijn mogelijk afgietsels van borstbeelden uit de verzameling van Rubens, en kunnen worden geïnterpreteerd als een verwijzing naar Van der Geests neostoïsche oriëntatie. Het schilderij zit vol verwijzingen naar het neostoïsche gedachtegoed dat niet alleen in Antwerpen, maar in heel Europa was doorgedrongen. De nadruk lag daarbij op het wijze, deugdzame individu dat zich niet door zijn redeloze hartstochten laat meeslepen, maar vertrouwt op morele kwaliteiten als standvastigheid (constantia) voor ware gemoedsrust en geluk. Net als de antieke stoïsche mens besteedde de deugdzame zeventiende-eeuwer zijn tijd aan verheven zaken, waarin de studie van de Oudheid, wetenschap en kunst elk hun eigen aandeel hadden. In het neostoïsche denken bezaten de kunsten de macht iemands geest en gedrag te verheffen.
Verken de website van het Rubenshuis en volg het Rubenshuis via Facebook.