Burggraaf de Travanet laat zich na de woelige periode van de Terreur als een succesvolle militair portretteren door Joseph Benoît Suvée, een van de belangrijkste neoclassicistische kunstenaars. In een typische portretpose zit hij aan zijn werktafel in een comfortabele Lodewijk XVI-armleunstoel terwijl hij de toeschouwer met een indringende blik aankijkt. Het bureaublad is bedekt met een opgerold document, een boek en een landkaart van het oostelijke deel van Frankrijk rond de streek van Metz, waar zijn garnizoen gevestigd was.
Zelfbewust pronkt hij in zijn donker uniform van adjudant-commandant van het leger. De knoopsgaten langs de randen van zijn kostuum zijn zorgvuldig uitgewerkt met gouden borduurwerk waarvan de motieven laurierblaadjes imiteren; de kraag en manchetten zijn opgefleurd met dezelfde borduursels. Daaronder draagt hij een modieuze gestreepte gilet in gebroken wit. Rondom zijn hals heeft hij een bijpassende lange witte das die aan de voorkant geknoopt is. Volgens de heersende modevoorschriften zit zijn kniebroek strak om de billen gespannen. Typerend zijn ook de lange laarzen waarvan de lichtbruine voering aan de bovenkant breed omgeslagen is. Dit bijzonder populair type laarzen komt vaak voor op schilderijen uit die tijd. Het met een roze lintje bijeengehouden document op de tafel draagt de signatuur en datering 'J:B: SUVÉE, F.' L'AN 3'. Volgens de republikeinse kalender heeft de kunstenaar dit doek gerealiseerd tussen 22 september 1794 en 22 september 1795. Suvée komt dan uit een bijzonder moeilijke periode aangezien hij tijdens de zomermaanden van 1794 opgesloten zat in de Saint-Lazare gevangenis en pas bevrijd kon worden na de executie van Robespierre.
Het portret van burggraaf de Travanet wordt samen met dit van zijn vrouw en kinderen voor het eerst tentoongesteld op het Salon van Parijs in 1796, onder nummer 443. Het nog steeds bestaande pendantportret van mevrouw de Travanet en haar twee oudste kinderen zou zich nu in een privécollectie bevinden.
De Travanets staan geboekstaafd als een familie van verlichte aristocraten, afkomstig uit Réalmont – een dorpje gelegen tussen Albi en Castres – in het Franse departement Tarn. Oorspronkelijk bezitten ze echter geen adellijke titel, noch een groot fortuin. De 'pater familias' Etienne Bourguet woont met zijn echtgenote en kinderen in een plek genaamd 'La Roque Travanet'. De twee zonen zijn heel ambitieus en beginnen al snel aan een militaire carrière. Jean Joseph Guy, de oudste, wordt op 30-jarige leeftijd in de adelstand verheven en krijgt de titel van markies de Travanet. Zijn jongere broer Nicolas – de geportretteerde – zal de adellijke titel van burggraaf bekomen; na het overlijden van zijn broer Jean Joseph Guy wordt ook hij markies.
De benjamin van de familie, Nicolas Bourguet (of Pierre Nicolas Joseph Bourguet) wordt op 12 oktober 1753 geboren in Réalmont. Hij is het vierde en laatste kind van Étienne Bourguet en Louise Gau de Frégeville. Op 16-jarige leeftijd volgt hij het voorbeeld van zijn oudere broer Jean Joseph Guy en start hij als musketier een beloftevolle militaire loopbaan. In 1791 klimt hij op tot kolonel van het 12de Regiment van de Dragonders, een toen pas opgerichte eenheid van de cavalerie bij het Franse leger. In datzelfde jaar verwerft zijn broer Jean Joseph Guy de abdij van Royaumont die als nationaal goed verkocht wordt. Hij zal dit opmerkelijk monument – een van de grootste cisterciënzerabdijen in het Île-de-France – deels verwoesten en omvormen tot een katoenspinnerij.
In 1792 wordt Nicolas bevorderd tot kolonel van het zestiende regiment van de cavalerie. Hij bevindt zich op dat ogenblik aan het front in het noordoosten van Frankrijk, in de streek van de Moezel. In Bar-le-Duc − in de regio Lotharingen − wordt hij verliefd op Marie Victoire Gand, wiens vader handelaar is in deze stad. De 22-jarige jongedame valt al snel voor de charmes van de jonge militair met de adellijke titel van burggraaf. Hun burgerlijk huwelijk wordt op 25 april 1792 in de Franse stad Verdun voltrokken.
In 1793 wordt Nicolas op 40-jarige leeftijd gepromoveerd tot adjudant-commandant van het leger. In datzelfde jaar wordt een eerste dochter, Sophie, geboren. Nicolas vertrekt met vrouw en kind naar Royaumont waar hij zijn broer, de markies Jean Joseph Guy, vervoegt. Op 15 november 1793 worden beide broers echter in Viarmes gearresteerd. Gelukkig voor Nicolas wordt hij al na enkele dagen vrijgelaten; zijn broer de markies heeft echter minder geluk en zal tot begin augustus 1794 moeten wachten vooraleer hij uit de gevangenis bevrijd wordt.
Intussen neemt Nicolas de Travanet de taken van zijn oudere broer als hoofdverantwoordelijke van de katoenspinnerij over. Hij verblijft afwisselend in Royaumont en in Parijs waar zijn eerste zoontje Scipion op 22 mei 1794 geboren wordt. Waarschijnlijk heeft Nicolas de Travanet in de daarop volgende maanden aan Suvée gevraagd om zijn portret te schilderen.
De echtgenote van Nicolas de Travanet moet een zelfzekere vrouw geweest zijn met een sterk karakter die voor haar rechten opkomt. Zo zal ze ervoor zorgen dat haar huwelijkscontract in 1795 herzien wordt volgens het stelsel van 'scheiding van goederen'. Korte tijd nadien wordt het derde kind Lazarine geboren.
Bij het overlijden van markies de Travanet op 9 oktober 1795 erft Nicolas de abdij van Royaumont en wordt hij tegen wil en dank verantwoordelijk gesteld voor de erin gevestigde katoenspinnerij.
Nadat Napoleon Bonaparte op 9 november 1799 de macht grijpt, wordt Nicolas de Travanet benoemd tot onderprefect van Castres. Tussen 27 maart 1802 en 1 juli 1810 kan hij zijn politieke ambities waarmaken en zetelt hij als parlementariër in de Kamer van Volksvertegenwoordiging waar hij het departement van de Tarn vertegenwoordigt.
Eind januari 1812 wordt het echtpaar Travanet-Gand getroffen door het plotse overlijden van hun oudste dochter Sophie. Enkele maanden later, op 24 maart 1812, overlijdt ook Nicolas de Travanet op 58-jarige leeftijd in Parijs.
Als 'Peintre du Roi' belandt Suvée van begin juni tot eind juli 1794 in de beruchte Saint-Lazare gevangenis die gelegen was in de Rue du Faubourg Saint-Denis. Ook Hubert Robert – een van de belangrijkste achtiende-eeuwse Franse kunstenaars – wordt in de jaren 1793-94 opgesloten in diezelfde penitentiaire inrichting. Het Parijse Musée Carnavalet bewaart verschillende doeken van zijn hand die ons een beeld geven van het leven in gevangenschap. Zo schildert hij rond 1794 bijvoorbeeld een zicht op een donkere gang in de mannenafdeling van het tuchthuis waarin we enkele gedetineerden zien rondwandelen.
Van diezelfde Hubert Robert is op 11 november 2013 een interessant schilderij geveild in het 'Hotel des Ventes de Bayeux'. Het doek toont de markies de Travanet – de oudere broer van Nicolas – in de Saint-Lazare gevangenis terwijl hij het bezoek krijgt van zijn familie. Uit een open venster op de bovenste verdieping van het sombere gebouw zien we Jean Joseph Guy Bourguet de Travanet naar zijn gasten zwaaien. Volgens de overlevering zou de zittende vrouw met een rode rok de zoogmoeder zijn van de kinderen van Nicolas de Travanet. Sophie, de oudste dochter van Nicolas de Travanet, zou zich aan haar zijde bevinden. Haar jonger broertje, Scipion, zou de baby zijn die klaarblijkelijk door de moeder van de kinderen aan de markies gepresenteerd wordt.
Net zoals Hubert Robert tijdens zijn hechtenis kan blijven werken, wordt ook aan Suvée de mogelijkheid gegeven om zijn schilderkunst verder te ontplooien tijdens de twee zomermaanden die hij in de cel doorbrengt. Zo heeft hij enkele aangrijpende portretten kunnen maken van zijn medegevangenen, waaronder de dichter André Chénier (nu in een privécollectie) en de advocaat Charles-Louis Trudaine de Montigny (nu in het Musée des Beaux-Arts van Tours). Deze twee gedetineerden zullen in tegenstelling tot Suvée niet aan de guillotine kunnen ontsnappen. Als een aanklacht tegen de excessen van de Terreur toont Suvée deze portretten op het Parijse Salon van het jaar 1795.
Het schilderij van burggraaf de Travanet vormt een mooie en kwaliteitsvolle aanvulling op de andere aanwezige portretten door Suvée in de collectie van het Groeningemuseum. De pose van de geportretteerde militair sluit nauw aan bij deze van Suvées schoonvader, Jean Rameau, op een schilderij dat in 1793 tentoongesteld wordt op het Salon in Parijs. In beide beeltenissen laat Suvée de figuren zittend aan hun werktafel plaatsnemen in een sober kamerinterieur met een subtiele lichtinval.
Het is ook interessant om het portret van Travanet te vergelijken met een vroeger schilderij uit 1779 met de beeltenis van Paul De Cock, leraar architectuur en directeur aan de Brugse academie. Dit ovale doek is weliswaar veel kleiner dan het prestigieuze portret van 'citoyen Travanet' maar toont reeds duidelijk het onbetwiste meesterschap van de schilder in het perfect weergeven van de psychologie en persoonlijkheid van ieder individu. Suvée heeft het decor in dit busteportret tot zijn meest eenvoudige vorm herleid en de figuur in driekwarthouding tegen een neutrale achtergrond geplaatst. De Cock draagt hier nog een pruik in tegenstelling tot Nicolas de Travanet die enkele decennia later met zijn natuurlijke haardos op onverbloemde wijze geportretteerd wordt als een licht kalende veertiger.
Het portret van Nicolas de Travanet is geschilderd door een kunstenaar in volle maturiteit die er perfect in geslaagd is een rake beeltenis te geven van een fiere en ambitieuze militair in zijn tenue van adjudant-commandant van het leger. Zoals in de meeste van zijn portretten bereikt Suvée hier een grote zeggingskracht, zowel door de scherpe psychologische observatie als door de fijne schildertechniek. Kunsthistorisch vormt het Travanet-portret als het ware de bekroning van Suvées carrière als gevierd portrettist.
De oorspronkelijke tekst van Laurence van Kerkhoven verscheen in het Museumbulletin van de Vrienden van Musea Brugge.
Ontdek ook de website van Musea Brugge en volg het museum via Facebook, Twitter en Instagram.
Korte bibliografie m.b.t. Nicolas de Travanet