Martini speelt met contrasten. Dat is duidelijk merkbaar in de centrale panelen. De schilder propt het beeldkader vol. Alleen Christus krijgt ademruimte. Dat beklemtoont zijn eenzaamheid. Elk personage vertoont de heftigste emoties en expressies: in handen, gezichten en houdingen. De smart op het gelaat van Jezus. De nietige, vlinderachtige engeltjes naast het kruis. Maria Magdalena die als een felrode vlam het kruishout omklemt. De soldaat die met tegenzin zijn speer gebruikt. Maria die in zwijm valt. De twee knapen op de voorgrond, vol medelijden. Bij Martini heeft elk detail zin.
De panelen vallen ook op door de kostbare materialen. Zoals goud. Overdadig veel goud. De scènes baden erin. Het fijnste goudfiligraan blinkt ook in de aureolen van de hoofdfiguren. In de patronen op hun kleren. Toch voorkomt Martini dat de personages verzinken in al dat geschitter. Hij schenkt ze fonkelende kleuren. Zodat ze haarscherp afsteken tegen het edele metaal. Er is geen decor, geen achtergrond. Elk referentiekader ontbreekt. De scènes lijken zich af te spelen als in een droom.
Onderaan de Kruisafneming knielt, bidt en treurt een man. Dat is kardinaal Napoleone Orsini – franciscaan en diplomaat voor de pausen Clemens V en Johannes XXII in Avignon. Voor hem schildert Martini in 1333 het altaartje. Vandaar dat het zijn naam draagt. Waar voltooit hij het werk? In Rome of toch in Avignon? Het is niet zeker. Martini volgt Orsini naar de Franse stad. Daar schildert hij ook fresco’s voor de paus. Hij sluit er bovendien vriendschap met de vroeghumanist Petrarca. Die vereeuwigt hem in twee sonnetten en een brief. Martini zal in Avignon blijven tot aan zijn dood in 1344. Zijn polyptiek en fresco’s inspireren tot de doorstart van een nieuwe schildersschool: de school van Avignon.
Martini wordt rond 1284 geboren in de Toscaanse stad Siena. Daar groeit hij uit tot de voornaamste meester van de Siënese school. Zijn kunst is niet zozeer vernieuwend. Zijn belang schuilt vooral in de manier waarop hij de laatgotische stijl tot in het uiterste perfectioneert. Hij vertoont veel raffinement in kleurgebruik en vormgeving, maakt zijn figuren minder lineair, geeft ze volume. Hij schenkt ze met andere woorden een ziel. Een vooruitblik naar die nieuwe stroming: de renaissance. Die legt de focus meer op de mens als individu, en minder als symbool.
Ridder Florent van Ertborn – oud-burgemeester van Antwerpen – koopt de Orsini Polyptiek in 1826 in het klooster Chartreuse de Champmol in Dijon. Na zijn dood in 1841 laat hij het na aan Antwerpen voor haar museum. Samen met meesterwerken van onder anderen Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling en Jean Fouquet. Na de opening van het museumgebouw in 1890 komt het veelluik terecht in het KMSKA.
Volg updates over het KMSKA via de website, Facebook, Instagram, LinkedIn en Twitter.