Maria zit stijf rechtop op een troon en kijkt strak voor zich uit met het kind Jezus op haar schoot. De streng ogende voorstelling is vandaag gekend als een Sedes Sapientiae, Latijn voor ‘Zetel der Wijsheid’. Alleen verwijst ‘zetel’ hier niet naar de troon waar Maria op zit, maar naar Maria zelf als mens geworden wijsheid. Als moeder van Christus kreeg ze namelijk een speciale positie als tussenpersoon tussen de gelovige en God. In de eerste eeuwen van het christendom rees immers de vraag naar de dubbele natuur van Christus: had Jezus als zoon van Maria een goddelijke aard of was hij een mens? Die vraag kreeg een antwoord op het Concilie te Efeze van 431 waar het dogma werd afgekondigd van Maria als Moeder Gods. Madonnabeelden van het Sedes-type sluiten bij dit theologische standpunt aan.
Deze voorstellingswijze gaat terug op de majestueuze afbeeldingen van de tronende Maria met het Christuskind op haar schoot in de Byzantijnse kunst vanaf de vijfde eeuw. Vanuit het Byzantijnse rijk raakte ze vervolgens verspreid in Europa, waar het van de achtste tot de dertiende eeuw de meest voorkomende Mariavoorstelling was. Vanwege het sterk symbolische karakter van het beeld, is het voor de hedendaagse mens een wat bevreemdende voorstelling. Niet de liefde van een moeder voor haar kind wordt hier verbeeld, maar wel Maria die Christus toont aan de gelovigen als hun redder. Beiden kijken de toeschouwer aan. De verhouding tussen moeder en kind voelt vandaag eerder afstandelijk aan: Maria's handen, die haar zoon beschermend omvatten, raken het kind niet aan.
In Leuven bleven twee bijzondere Sedesbeelden in gepolychromeerd lindehout bewaard. Eén daarvan dateert uit de 11e of 12e eeeuw en sluit bij die historische beeldtraditie aan. Dat Maaslandse beeld is afkomstig uit het voormalige klooster van de Zwarte Zusters vlak bij het Groot Begijnhof. Hoe en wanneer het daar precies terecht kwam, is een raadsel; de Leuvense zustergemeenschap werd pas in 1438 gesticht, ruim drie eeuwen na het ontstaan van het beeld. In dit beeld is de vorm van het houtblok nog duidelijk herkenbaar. Aan drie zijden begrenzen de zijden van de troon het volume, dat langs de achterzijde is uitgehold. Maar ook aan de voorzijde blijft de plastische uitwerking van de Mariafiguur eerder bescheiden. Armen, benen en voeten doorbreken nauwelijks het vlakke karakter van het beeld, en de drapering van het gewaad en de mantel vertoont weinig reliëf. Het Jezuskind is afzonderlijk uitgevoerd en draagt een purperen gewaad, de vorstelijke kleur bij uitstek. Hier zijn drapering en plooienval asymmetrisch vormgegeven en is het lichaam plastischer uitgewerkt dan bij de Mariafiguur. Door dit contrast en zijn centrale positie op de middenas van het symmetrische beeld wordt de aandacht extra op het kind gevestigd.
Een specifiek detail in dit beeld voegt nog een extra laag toe aan de complexe symbolische betekenis. In haar rechterhand houdt Maria een kleine appel vast. Een verwijzing naar haar rol als de nieuwe Eva: als moeder van Christus ligt Maria mee aan de basis van de verlossing van de zondeval, veroorzaakt door de oudtestamentische Eva, die haar zoon uiteindelijk zal realiseren.
Al ruim zes eeuwen is de Sedes Sapientiae in de Sint-Pieterskerk de focus van een actieve Mariale devotie, die oplaaide door een aantal miraculeuze genezingen en interventies vanaf de vijftiende eeuw. Het beeld werd in 1442 door de Brusselse beeldsnijder Nicolaas de Bruyne gemaakt ter vervanging van een ouder, romaans exemplaar. Dit nieuwe, precieuze Sedesbeeld werd door het stadsbestuur aan de Sint-Pieterskerk geschonken. In 1658 creëerde de Mechelse beeldhouwer Lucas Faydherbe (1617–1697) in de noordelijke dwarsbeuk van de kerk een monumentaal portiekaltaar voor het Sedesbeeld, dat in 1944 werd vernietigd. Onder het Franse revolutionaire bewind werd het beeld in 1798 in beslag genomen. Het kon echter worden gered en keerde al in 1800 naar de kerk terug. Ooit de ster van de Leuvense Ommegang en de processie van Onze-Lieve-Vrouw-Belegering, werd de Sedes Sapientiae nog tot halverwege de twintigste eeuw door de straten van Leuven gedragen. Van oudsher besteedde men dan ook veel aandacht aan de opsmuk van het Madonnabeeld: een garderobe van kroonjuwelen en kostbare gewaden werd geregeld aangevuld en vernieuwd. Na de grondige restauratie van het beeld in 1842 door Leuvens beeldhouwer Egide Goyers sr. (1796–1847) verdwenen de gewaden voorgoed in de kast en werden het artistieke houtsnijwerk en de vergulde polychromie weer zichtbaar. Hoewel deze Sedes Sapientiae een drietal eeuwen jonger is dan het Maaslandse exemplaar in M, bleef Nicolaas de Bruyne duidelijk trouw aan de lange historische traditie van dit beeldtype.
Beide Sedesbeelden doorstonden de tand des tijds niet zonder kleerscheuren, al is daar vandaag op het eerste gezicht weinig van te zien. Nochtans was in beide gevallen de Leuvense beeldhouwer Josef Van Byvanck (1884–1964) deels verantwoordelijk voor het huidige, (pseudo-)romaanse uitzicht van de sculpturen.
In de loop van de zestiende eeuw kreeg het oudere, Maaslandse Sedesbeeld een nieuw hoofd met laatgotische gelaatstrekken en haartooi. De afgeplatte bovenkant met uitstekend volume in het midden van het hoofd toont duidelijk aan dat ook deze Sedesmadonna in het verleden een kroon droeg. Tijdens de restauratie van 1942 verving Van Uytvanck het 16e-eeuwse hoofd door een nieuw exemplaar waarvoor hij zich duidelijk liet inspireren door het Sedesbeeld in de Sint-Pieterskerk. Op de rest van het beeld bleef de originele polychromie wél grotendeels bewaard.
In mei 1944 richtte een mislukt geallieerd bombardement aanzienlijke schade aan in de Leuvense binnenstad en de Sint-Pieterskerk. Het barokke Sedesaltaar werd vernietigd en de Sedes Sapientiae, die zich nog steeds in de altaarwand bevond, werd zwaar beschadigd. In 1945 werden de bewaarde brokstukken in het atelier van Josef Van Uytvanck zorgvuldig gereconstrueerd en het beeld in volle glorie hersteld.
Het oudste bewaarde Sedesbeeld van Leuven is momenteel te zien in 'De Tien' bij M Leuven. In de Sint-Pieterskerk kan je de gekroonde Sedes Sapientiae, patrones van de KU Leuven, en haar kroonjuwelen sinds 2020 weer op haar originele locatie bewonderen.