Al vanaf de zestiende eeuw had Italië een enorme aantrekkingskracht op kunstenaars. Wie zich als schilder of beeldhouwer wilde verdiepen in de kunst van de oudheid en de renaissance reisde naar het zuiden. Zo ook Rubens (1577-1640). Hij vertrok in de zomer van 1600 en zou in Italië blijven tot het najaar van 1608, heel wat langer dan de meesten van zijn collega’s. Zijn verblijf op het schiereiland heeft een onuitwisbare stempel nagelaten op zijn werk: geen kunstenaar die zich de klassieke traditie en de erfenis van zijn Italiaanse voorgangers zó heeft toegeëigend als Rubens.
Kort na zijn aankomst trad hij in dienst van Vincenzo Gonzaga (I), de hertog van Mantua. Politiek stelde Mantua nauwelijks iets voor, maar op artistiek en cultureel gebied was het een centrum van formaat. Kunstenaars als Andrea Mantegna (ca. 1430-1506), Giulio Romano (1499-1546), Titiaan (ca. 1485/90-1576) en Correggio (ca. 1489-1534) hadden er gewerkt. Tijdens zijn verblijf in Italië was Rubens lang niet alleen in Mantua actief. Hij verbleef geregeld in Venetië en was geruime tijd werkzaam in Genua en Rome, het hoogtepunt van de reis. Vooral in de Eeuwige Stad legde hij een enorme kopieeractiviteit aan de dag. Hij bestudeerde er zowel de overblijfselen van de klassieke oudheid als het werk van de grote Italianen. Antieke beelden waren op verschillende openbare plaatsen in de stad te bewonderen en ook de pauselijke beeldentuin van het Belvedere was in het begin van de zeventiende eeuw al rijkelijk voorzien van beroemde sculpturen. Daarnaast bezocht Rubens ook andere beeldenverzamelingen die stonden opgesteld in diverse particuliere binnenhoven en tuinen.
De tekeningen die Rubens in Rome maakte en de schat aan indrukken die hij er opdeed, zouden zijn hele verdere leven een belangrijke inspiratiebron blijven. In zijn schilderijen wemelt het van antieke gebouwen en beelden, als achtergrond van mythologische, allegorische of Bijbelse voorstellingen. De invloed van de antieke sculptuur is daarnaast direct te herkennen in de houdingen van zijn figuren.
Ook deze tekening gebruikte Rubens als inspiratie voor verschillende gehurkte torso’s in latere werken. De Torso Belvedere – zo genoemd omdat hij zich in de Belvederetuin van het Vaticaans paleis bevond – gold in Rubens’ tijd als een van de belangrijkste beelden uit de oudheid en werd vaak door kunstenaars gekopieerd. De studietekening die Rubens ervan maakte, geeft de torso getrouw weer: het beeld van een fors gespierde man (Hercules?) met afgebroken hoofd, armen en benen, zittend op een dierenvacht die op een rotsblok ligt. Ook de Griekse inscriptie op de sokkel met de signatuur van de beeldhouwer nam Rubens over. Het belang dat hij aan de tekst hechtte, geeft aan dat hij niet alleen in de houding van het beeld geïnteresseerd was – met de bedoeling het later in zijn werk te gebruiken – maar ook in het beeld zelf als kunstwerk uit de oudheid. Op grond van het opschrift dat door een latere verzamelaar werd aangebracht – ‘Di Vandick a Belvedere di S. Pietro di Roma’ – stond het blad lang ten onrechte op naam van Anthony van Dyck (1599-1641).
Interesse in barok? Raadpleeg onze website Barok in de Zuidelijke Nederlanden.
Verken ook de website van het Rubenshuis en volg het Rubenshuis via Facebook.