In tegenstelling tot de 19e-eeuwse animaliers maakte Bugatti geen geïdealiseerde voorstellingen, maar wilde hij het leven vatten in de materie. Hij creëerde geïndividualiseerde, levendige portretten, waarin hij het karakter van zijn geliefde beesten vastlegde. De jonge kunstenaar observeerde zijn modellen lange tijd voor hij aan het werk ging. Voorbereidende tekeningen maakte hij niet. Snel en intuïtief boetseerde hij – ter plekke – zijn model in klei of plastiline. Een voordeel van het nieuwe plastiline was dat het minder snel hard wordt dan klei en dus langer kneedbaar blijft. Dit eerste stadium zette de bronsgieter vervolgens om in gips. Van de gipsen modellen zijn er vele bewaard, terwijl de weinig duurzame plastilines soms verloren gingen bij het bronsgieten.
Bugatti’s bronzen sculpturen werden met de verlorenwastechniek gegoten in het gereputeerde Parijse atelier van Adrien-Aurélien Hébrard. Ook Bedelende olifant draagt de stempel van dit huis. De Fonderie Hébrard stond bekend om haar patine. En door de kwaliteitsvolle afwerking zijn ook Bugatti’s vingers in de bronzen huid te zien. Hébrard had reeds in 1904 een contract gesloten met de jonge beeldhouwer. Hij nam Bugatti’s sculpturen af tegen een vaste prijs en organiseerde tot in 1913 jaarlijks een solotentoonstelling van diens werk.
Bugatti heeft de Indische olifanten van de Antwerpse Zoo in verschillende posities voorgesteld. Zo bezat KMSKA-mecenas Léonie Osterrieth-Mols in 1909 een exemplaar van Wandelende olifant. Bedelende olifant werd in twee groottes gegoten. Van de grote editie (42,5 x 76 x 37 cm) werd de eerste geut, in een reeks van vijf, in 1908 gekocht door de Antwerpse Zoo (Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde). De tweede kwam een jaar later via de 8e Biënnale van Venetië terecht in de verzameling van de Galleria Nazionale d’Arte Moderna in Rome (inventarisnummer 1375).
Het kleine beeldje in de KMSKA-collectie is als vijfde geut gesigneerd in een reeks van vermoedelijk 18. Volgens Véronique Fromanger schonk Bugatti het sculptuurtje zelf aan het museum. De auteur baseert zich hiervoor op de melding ‘donné à Rembrandt Bugatti pour Anvers (5)’ in de productielijst of de Cahier Hébrard (inventarisnummer 1606). Maar de beeldhouwer had een andere Antwerpse klant voor ogen.
Decoratieve dierensculpturen op klein formaat waren bestemd om de salons van de rijke bourgeoisie te decoreren. In 1908 organiseerde de Antwerpse dierentuin een tentoonstelling met werk van Bugatti. Wellicht werd inventarisnummer 2334 daar gekocht of besteld. Ook de Zoo kocht toen zijn grote versie. Bugatti’s olifantje werd in 1937 door juffrouw Jacqueline Van den Bergh uit Berchem (Antwerpen) aan het KMSKA geschonken. Of zij het was die het beeld op de tentoonstelling in de Zoo kocht, staat niet vast. Olifanten zijn wel vaker de publiekslievelingen in dierentuinen. Maar juffrouw Van den Bergh had een bijzondere band met deze olifant: ze heetten allebei Jacqueline.
Ontdek de vernieuwde website van het KMSKA en volg het KMSKA op Facebook, Instagram, LinkedIn en Twitter.