Dat Pieter Bruegel de Oude, zoals veel van zijn tijdgenoten, iets met spreekwoorden had en dat hij deze levenswijsheden graag uitbeeldde, is bekend. Deze twaalf borden of medaillons, die nu één groot paneel vormen, zijn daar een vroege getuige van. Het is met voorsprong het meest originele werk van Bruegel.
Twaalf tondi die elk een spreekwoord of oneliner uitbeelden aan de hand van een persoon in actie en dat op een vlakke rode achtergrond: dat is in het kort dit werk van Bruegel. Vermoedelijk werden de twaalf borden tot één paneel samengevoegd in de zeventiende eeuw. Eén bord is gedateerd (1558), wat doet veronderstellen dat ze alle twaalf in dat jaar zijn gemaakt, vroeg in Bruegels loopbaan als schilder. Er is lang aan getwijfeld of deze soms wat ruw en schetsmatig uitgevoerde tafereeltjes wel van Bruegels hand zijn, maar na heel wat onderzoek is er momenteel een consensus.
Eigenlijk kijken we niet naar een schilderij maar naar houten eetborden, teljoren, waarvan de oplopende rand werd afgeschaafd. De borden werden beschilderd, doorgaans op een rode achtergrond, en dat was in de Lage Landen een buitengewoon genre. Er bleven zowat zeventig exemplaren bewaard. Het zijn belangrijke bronnen omdat ze scènes uit het dagelijkse leven voorstellen. In het Antwerpse Sint-Lucasgilde kregen schilders van borden zelfs een aparte benaming: teljoorschilders, heetten ze.
Ook Bruegel waagde er zich aan. We mogen ervan uitgaan dat er uit deze borden nooit is gegeten en dat ze meteen als kunstwerken werden beschouwd. Vermoedelijk hingen ze in een privéruimte. Of Bruegel ze in opdracht maakte dan wel tussen zijn andere werk door – misschien wel voor een vriend – weten we niet.
De onderschriften bij de medaillons werden later toegevoegd, wanneer de borden samengebracht werden in één paneel. De Latijnse inscriptie bovenaan legt de bedoeling uit: ‘Deze scènes uit het dagelijkse leven geven al lachend wijze raad en hekelen op een slimme manier menselijke gedragingen.’ Dit zijn de twaalf spreekwoorden, waarvan sommige in het Nederlands nog worden gebruikt. Ze werden een voor een in tekst gegoten. Let er ook op dat elf van de twaalf personages mannen zijn.
Spreekwoorden werden met name in de zestiende eeuw vaak voorgesteld in de kunst van de Lage Landen. De succesvolle Bruegel hielp zelf mee aan de populariteit ervan. Die bleef niet beperkt tot de beeldende kunsten: ook toneelstukken van rederijkers putten gretig uit de Nederlandse spreekwoordenschat om moraliserende ‘lessen voor het leven’ te verkondigen. Ze deden dat vaak op een humoristische tot satirische wijze. Het is bekend dat Bruegel veel interesse aan de dag legde voor deze toneelstukken. In het onderwijs werden spreekwoorden volop ingezet om kinderen levenswijsheden bij te brengen.
Een aanzet voor de populariteit van spreekwoorden vinden we al vroeger in humanistische kringen: in 1500 publiceerde niemand minder dan Desiderius Erasmus zijn succesvolle Adagia, een bloemlezing vol met spreuken en spreekwoorden, die decennialang werd herdrukt. In zijn inleiding schrijft Erasmus dat spreekwoorden genoegen verschaffen door hun puntige en/of beeldende formulering en ook doordat de ideeën die erin vervat zitten nuttig zijn voor het leven van mensen. Spreekwoorden boden gespreksstof, zeker als je ze voor je zag. Erasmus pleitte dan ook voor een brede verspreiding ervan, in woord en beeld. De schilderende humanist Pieter Bruegel heeft in elk geval ferm bijgedragen aan die verspreiding.
Ontdek ook onze thematische website 'Pieter Bruegel de Oude. Een online museum'.
Verken de collectie van Museum Mayer van den Bergh via de website en volg het museum via Facebook.