Via zijn agent graaf G. de Guizard, koopt Fritz Mayer van den Bergh in december 1899 het paneel Boerengezelschap bij de haard uit de Parijse collectie van graaf Duchâtel voor 10.000 fr. Uit de correspondentie blijkt de interesse van zowel het Louvre als het Amsterdamse Rijksmuseum voor het werk. Fritz Mayer van den Bergh haalde het echter naar Antwerpen.
Pieter Aertsen (1507/08-1575) is een ondergewaardeerde kunstenaar die al schilderend het stilleven en het genrestuk heruitvond. Misschien baseerde hij zich op geschriften over schilders uit de klassieke oudheid. Vol satire toont hij feestende mensen in een alledaagse omgeving. Met ironie en zelfspot houdt hij de zestiende-eeuwse maatschappij een spiegel voor. Hij plaatst zijn monumentale en realistisch geportretteerde boeren ten voeten uit op de voorgrond. Ze geven zich over aan het genot van spijs en drank. Pieter Bruegel de Oude herneemt dit thema in zijn latere boerentaferelen.
Op de voorgrond stelt Aertsen een gezelschap bij een haardvuur voor. Rechts zit een ‘kannenkijker’, de spreekwoordelijke dronkaard, op een driepikkel. De oude man kijkt beteuterd in zijn lege kroes. Hij leunt achterover tegen een gedekte tafel. Aan zijn gordel hangt een zwaard en een mes. Rechts van hem buigt een jonge vrouw voorover. In haar rechterhand houdt ze een pollepel. Haar gebalde vuist houdt ze ter hoogte van het mes van haar buurman. De jonge man achter haar slaat zijn arm rond haar middel. Onder de jongeman met zijn papieren kroon links vooraan staan signatuur en datum: P (drietand) A 17 april 1556. Pieter Aertsen was zo trots op dit werk dat hij zelfs de dag vereeuwigde waarop hij het voltooide. Dat is uniek.
Overal in het interieur zijn etenswaren uitgestald. Kaas, brood, wafels en gebak op tafel en op het taboeretje ervoor, vlees aan het spit, een worstje, lege mosselschelpen, een paar broodjes en een vetketel op een ketelwis vooraan op de grond, wortels, pastinaak en kaas op het muurplankje achteraan. Het keuken- en tafelgerei bestaat uit borden, kruiken en glazen. Vooraan staat een mand met hout met daartegen samengebonden sprokkelhout en verder ligt een stapel houtblokken. Aan de buitenkant van de openstaande deur naast het haardvuur hangt een gekooide vogel. We zien een groen bloeiend landschap. Door de open portiek achteraan komen twee paartjes arm in arm aangewandeld.
Verschillende elementen in het schilderij wijzen op losbandig gedrag. De vogelkooi aan de deur geeft aan dat we ons in een bordeel bevinden. Ook de gebaren van de meeste personages suggereren wellust: de boerenmeid die naar het ‘mes’ grijpt, de hand van de jongeman ter hoogte van haar schoot, de vrijers die het bordeel naderen. De geschilderde etenswaren zijn ofwel lustopwekkend – zoals de wortelen en de pastinaak – of ze verwijzen, net als het keukengerei en andere voorwerpen, naar de respectievelijk mannelijke en vrouwelijke genitaliën zoals zwaard en mes, worsten, broodjes, mosselschelpen, kannen en mand of zelf expliciet naar de seksuele daad zoals het vlees aan het spit. Opvallend is de centrale plaats die de boerenmeid inneemt. Ze wordt omringd door drie mannen van verschillende leeftijden. Mogelijk is het een allegorische voorstelling van de drie leeftijden. De carnavalskroon en de opgehangen haspel achteraan tegen de muur symboliseren dwaas gedrag. Het schilderij heeft duidelijk een morele betekenis. Het is een visuele tegenhanger van de geschreven satire bij de humanisten. Erasmus’ Lof der zotheid is de bekendste variant ervan. In dit genre werden morele kwesties op een onderhoudende manier bespreekbaar gemaakt.
Aertsens schilderij werd waarschijnlijk besteld of gekocht door een begoed lid van de middenklasse of door een humanist. Als decoratie van een eetkamer in een stadswoning of buitenverblijf is het uitermate geschikt. Tijdens het nuttigen van een ‘ideaal banket’ (glim)lachten de eigenaar en zijn gezelschap waarschijnlijk om het stereotiep boertig gedrag van het plattelandsvolk. Ze voelden zich als leden van de burgerij ongetwijfeld superieur. In dat opzicht bepaalde en versterkte de voorstelling hun klassenidentiteit. De geschilderde satire zet ook aan tot zelfreflectie: het waarschuwt tegen vraat- en drankzucht, dwaasheid, onmatig en zedeloos gedrag.
Verken de collectie van Museum Mayer van den Bergh via de website en volg het museum via Facebook.