De accordeonist is snel gevonden. Hij staat vooraan rechts in beeld. Zijn bruine muts, felblauwe ogen, rode neus en groen geschminkte mond geven hem een clownesk karakter. In de linkerbovenhoek zien we de snelle bewegingen van de dansers. Tussen beiden in herkennen we het typische plooimotief van het populaire blaasinstrument. De kaartspelers laten zich niet gemakkelijk herkennen. Ze verbergen zich achter hun speelkaarten. Met vier zitten ze rond de tafel; twee in vooraanzicht en twee met hun rug naar de toeschouwer. De rechtse speler houdt zijn kaarten in waaiervorm dicht tegen de borst. De linker, die vanop een hoger gelegen gezichtspunt bekeken wordt, laat duidelijk in zijn kaarten kijken. Beide composities bevinden zich reeds in een vergevorderde staat van abstractie, maar toch blijft het onderwerp verankerd in de realiteit. Het schilderij vertelt nog een verhaal, ook al is dat niet onmiddellijk leesbaar.
Beide schilderijen zijn van de hand van Pierre-Louis Flouquet (Parijs 1900 – Dilbeek 1967), een Franse kunstenaar die bijna zijn hele leven in België heeft doorgebracht. Ze behoren tot zijn vroegste werken. Ze werden gemaakt toen hij net was afgestudeerd aan de Brusselse academie, waar hij een atelier gedeeld had met René Magritte. Toen Magritte voor het surrealisme koos gingen hun wegen uit elkaar. Flouquet werd een fervente verdediger van het modernisme. Onder invloed van het kubisme en het futurisme had hij zich verdiept in de analyse van de compositie en het plastisch onderzoek naar de weergave van de ruimte. Deze dubbele invloed werd kubofuturisme genoemd.
In hetzelfde jaar 1920 maakt ook René Magritte een semiabstract schilderij op karton met ongeveer dezelfde afmetingen als het bal musette. De sterk geabstraheerde, in profiel afgebeelde figuur van zijn Le Forgeron heeft zowel formeel als coloristisch – al zijn de kleuren bij Magritte iets lumineuzer – een sterke verwantschap met de gefragmenteerde figuur van de accordeonspeler. Opvallend in beide werken is de tegenstrijdige beweging van de compositie, enerzijds de benadrukking van het platte vlak en anderzijds de suggestie van diepte en de inspanning om de personages ruimtelijk te situeren. De radicale keuze tussen herkenbare figuratie en zuivere abstractie wordt hier nog even uitgesteld.
De abstracte kunst is een uitvinding van de westerse wereld. Abstracte kunstwerken bestaan louter op zichzelf. Ze verwijzen niet meer op een herkenbare manier naar de zichtbare werkelijkheid. Niet-figuratieve kunst ontstond aan het begin van de twintigste eeuw uit het symbolisme en het kubisme. Theo van Doesburg sprak van Concrete Kunst. Piet Mondriaan had het liever over de Nieuwe Beelding of het Neoplasticisme. En toch zijn abstracte vormen eeuwen oud. We kennen ze vooral als versiering. In tegenstelling tot abstracte kunst bestaat het ornament of de decoratie niet op zichzelf. Ze hebben een duidelijke functie en maken steeds deel uit van een groter geheel. Ondanks de formele uitgangspunten van de compositie staat ook de niet-figuratieve kunst ten dienste van de expressie. Ze is uitdrukking van diepgewortelde emoties of van spirituele ervaringen.
Beide schilderijen uit 1920 zijn duidelijk overgangswerken. Dit geldt niet alleen voor de compositie maar ook voor het kleurgebruik. In tegenstelling tot de kunstenaars van De Stijl gebruikt Flouquet geen zuivere kleuren maar dégradés of kleuren die uitvloeien in verschillende nuances. In plaats van met horizontalen en verticalen werkt hij liever met zachte rondingen, waardoor zijn werk eerder lyrisch dan geometrisch lijkt. In de jaren twintig bereikt hij de zuivere abstractie. Zijn schilderijen heten nu Composition, Construction of Architecture. Na een korte periode van figuratief expressionisme stopt hij in 1930 met schilderen om zich vooral toe te leggen op poëzie en architectuur.
Dat laatste hoeft niet echt te verwonderen. Door zijn belangstelling voor structuur, die door het kubisme wordt aangewakkerd, vraagt hij zich af of schilderkunst niet kan worden omgezet in een structuur, zoals dat ook bij architectuur het geval is. Aan de andere kant wordt architectuur ook gezien als een abstract object. Voor het architectuurproject van Victor Bourgeois, La Cité Moderne in Sint-Agatha-Berchem, ontwerpt Flouquet in 1922 abstracte glasramen. Ook binnen De Stijl gaan beeldende kunst en kunstnijverheid hand in hand. Als schrijver bedrijft Flouquet zowel poëzie als journalistiek en schrijft hij zowel kritische artikelen als commerciële teksten. Als avant-gardeschilder maakt hij ook illustraties en publicitaire ontwerpen.
Beide schilderijen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze werden geschilderd op de twee helften van dezelfde kartonnen tekenmap. Ze werden ook allebei in 1920 tentoongesteld op de Exposition Internationale d’Art Moderne in Genève, de eerste belangrijke tentoonstelling van de internationale avant-garde na de Eerste Wereldoorlog.
Tekst: Lieven Van Den Abeele
Interesse in Abstract Modernisme? Ontdek onze website Abstract Modernisme.
Lees meer over de collectie van MSK Gent op de website van het museum en volg het museum via Facebook en Instagram.