In 1608 keerde Rubens terug naar Antwerpen. Het jaar daarop werd hij benoemd tot hofschilder van de aartshertogen Albrecht en Isabella. Zij werden belangrijke afnemers en promotors van zijn werk. Behalve voor het Brusselse hof werkte Rubens ook voor het Spaanse, Franse en Engelse koningshuis en sporadisch ook voor enkele kleinere hoven in Duitsland en Polen. Deze vorstelijke opdrachten vestigden voorgoed zijn internationale reputatie. Daarnaast voerde Rubens talloze religieuze opdrachten uit voor de clerus, niet alleen in Antwerpen maar in heel de Zuidelijke Nederlanden.
Rubens wist ook belangrijke opdrachten in de wacht te slepen van hun voornaamste hovelingen. In Spanje werkte Rubens voor de oppermachtige hertog van Olivares, de eerste minister van Filips IV, evenals voor Don Diego Messia, markies van Leganés, die tot Olivares’ vertrouwelingen behoorde. Tot de collectie van deze Spaanse edelman behoorde onder meer Rubens’ Annunciatie, al had Rubens het schilderij wellicht voor een andere opdrachtgever geschilderd. Vermoedelijk verwierf Leganés het doek in 1628, waarna hij het opstelde in zijn huiskapel. De markies van Leganés moet een echte liefhebber van Zuid-Nederlandse schilderkunst zijn geweest, want behalve meerdere schilderijen van Rubens bezat hij ook werk van andere meesters zoals Frans Snijders (1579–1657).
Voorgesteld is het Bijbelverhaal waarin wordt verteld hoe de maagd Maria bezoek kreeg van de engel Gabriël die haar voorspelde dat zij de moeder van Christus zal worden. De annunciatie is een van de meest afgebeelde taferelen uit het Nieuwe Testament. In overeenstemming met de Vlaamse traditie is Maria afgebeeld in haar huiskamer. De huiselijke sfeer wordt versterkt door de tenen mand met haar naaiwerk en de slapende poes rechtsonder. Zulke details vergroten de toegankelijkheid van religieuze voorstellingen. Gelovigen konden zich hierdoor makkelijker inleven.
Rubens begon aan het schilderij kort na zijn verblijf in Italië, maar maakte het pas veel later af. Het grote doek stond waarschijnlijk lange tijd onafgewerkt in het atelier, waar het nu opnieuw hangt. Rubens werkte het pas in 1628 af en verkocht het toen aan de Spaanse markies. Er bleef een voorbereidende olieverfschets bewaard: daaruit blijkt dat de compositie van meet af aan vastlag. Alleen het huiselijke stilleven-met-poes ziet er op de schets nog anders uit. De opmerkelijk heldere kleuren en losse schilderwijze dragen bij aan de beweeglijkheid van de voorstelling. Voor de blauwe mantel van Maria gebruikte Rubens ultramarijn, een kostbaar pigment bereid uit fijngemalen lapis lazuli (een halfedelsteen).
Dit werk was het allereerste van Rubens’ hand dat na de opening als museum in 1946 in Rubens’ huis te zien was. Een jaar voor het museum zijn eerste Rubens verwierf (dat was in 1955), gaf een lid van De Vrienden, Gaston Dulière, De annunciatie in bruikleen ter beschikking. Het grote werk werd in 1979 aangekocht.
Duik in de online collectie van het Rubenshuis en volg het museum via Facebook.
Ontdek ook onze website Barok in de Zuidelijke Nederlanden voor meer achtergrondinformatie.