De jacht was een elitaire sport die zeer geliefd was bij aristocratische landheren, zoals de aartshertogen Albrecht en Isabella. Een kunstwerk dat de jacht verbeeldde, was dan ook een absolute must-have in de woning van welvarende mensen. Op deze wens wist Rubens goed in te spelen.
Hieronder lees je hoe zeventiende-eeuwse Antwerpse kunstenaars succes najaagden bij opdrachtgevers door in de voetsporen van de veelzijdige meester te treden.
Het eerste jachttafereel dat Rubens ooit schilderde – rond 1615 – illustreerde de antieke mythe van de Calydonische Everzwijnenjacht. Volgens de mythe werd de Griekse stad Calydon door een woest everzwijn geteisterd, waarna de beste jagers uit de streek werden opgeroepen om samen op het dier te jagen.
Rubens haalde inspiratie uit gebeeldhouwde jachtscènes op Romeinse sarcofagen, werken van Italiaanse schilders en Vlaamse wandtapijten uit de zestiende eeuw. Hij vernieuwde de compositie door er barokke dynamiek en dramatiek aan toe te voegen. Als een van de eerste kunstenaars slaagde hij erin om de opgejaagde dieren en jachthonden anatomisch correct weer te geven in spectaculaire strijdbewegingen.
Doorheen zijn carrière heeft Rubens deze mythe meermaals geschilderd en ook andere kunstenaars haalden inspiratie uit zijn innovatieve everzwijnenjachten. Zo beschilderde Victor Wolfvoet (1612-1652) rond 1640 het deksel van een kunstkastje met de Calydonische Everzwijnenjacht, die hij overnam van Rubens’ ontwerptekening voor een schilderij uit 1628. Als geprivilegieerde leerling had Wolfvoet toegang tot de tekeningen van zijn meester, wat normaal niet toegelaten was.
Centraal in een bewolkt boslandschap zijn de twee in het rood geklede helden Atalanta en Meleager in een spannende strijd verwikkeld met het everzwijn. De beweging is dynamisch weergegeven in een diagonale stroom naar links. De jaagster Atalanta heeft al lopend haar eerste pijl op het dier afgeschoten. Rechts op het paneel staat de koningszoon Meleager met een speer afgebeeld, juist op het moment voor hij het monsterlijke everzwijn de doodsteek geeft.
Vanaf 1615 begon Rubens het jachtthema te ontvoogden van zijn mythologische achtergrond en schilderde hij ook jachttaferelen met eigentijdse figuren erin verwerkt.
De jacht als symbolische manifestatie van adellijke status zorgde ervoor dat zo’n schilderij een verzamelstuk was onder de zeventiende-eeuwse Antwerpse elite.
Willem Van Haecht (1593-1637) schilderde in 1628 De kunstkamer van Cornelis van der Geest, waarop rechts vooraan een man met veel bewondering naar een schilderij van een jager kijkt. Het gaat om een miniatuurversie van een schilderij uit 1624 van Jan Wildens (1586-1653), een landschapsschilder die vaak de achtergrond in werken van Rubens schilderde. Geïnspireerd door de vernieuwende landschappen met jachtscènes van Rubens, verbeeldde Wildens hier een monumentale figuur die met zijn jachthonden haast uit het schilderij lijkt te wandelen.
De woelig bewegende wilgenbomen links staan in schril contrast met het horizontaal uitdijend sneeuwlandschap dat rust brengt. Hoewel Wildens het jachtthema van Rubens overnam, ruilde hij diens dramatiek en felle kleuren in voor een uitgebalanceerd landschap met een warm coloriet. De elegante jager is afgebeeld op de terugweg na een vermoeiende jacht, die klaarblijkelijk succesvol geweest is. Mede dankzij zijn trouwe jachthonden is de jager erin geslaagd een haas te schieten. In Nederlandse gedichten uit de zeventiende eeuw werd de hazenjacht vergeleken met de ‘jacht’ op een vrijer. De voorstelling van een gedode haas werd door tijdgenoten van Wildens dus gezien als een erotische toespeling.
Op het schilderij Boeren op weg naar de markt uit de jaren 1630 zien we een groep plattelandsmensen die verschillende lekkernijen naar de markt brengt. Daar kon de zeventiende-eeuwse Antwerpenaar een overvloed aan heerlijk fruit en sappig wild kopen. De figuren zijn hier weergegeven door Jan Boeckhorst (1604-1668) en de dieren en vruchten door de stillevenschilder Frans Snijders (1579-1657).
Een echte blikvanger in het midden van de scène is de dode ree, die in een verwrongen houding over de schouder van de gespierde man hangt. De vrouw naast hem draagt een zwaan die agressief uithaalt naar een van de honden. Ondanks het feit dat hier boeren afgebeeld zijn, werden reeën en zwanen in de zeventiende eeuw beschouwd als ‘edel wild’. Het waren culinaire luxeproducten die enkel door de hoogstaande klasse gegeten werden.
Frans Snijders was de pionier van de Vlaamse stillevenschilderkunst in de zeventiende eeuw. Zijn buitengewone talent om de mooiste wildsoorten uiterst realistisch in exuberante composities af te beelden, kende al snel grote waardering van Rubens. Het eerste barokke jachtstilleven ontstond dan ook op initiatief van Peter Paul Rubens, die rond 1610 aan Snijders vroeg om een groot wildstilleven te schilderen op De herkenning van Philopoemen (Madrid, Museo del Prado).
Onder invloed van Rubens bleef Snijders zijn hele carrière lang dynamische wildstillevens met een geïdealiseerde overvloed aan dierenlichamen in contrastrijke kleuren vervaardigen. De hangende ree in Boeren op weg naar de markt is een motief dat vanaf de eerste samenwerking met Rubens in diverse vormen bleef terugkeren in de stillevens van Snijders.
Tekst: Charlotte Roosen (stagiaire Rubenshuis), maart 2023