De M-collectie herbergt maar liefst twee versies van het schokkende devotiebeeld met het afgehakte hoofd van Johannes de Doper, opgevat als Andachtsbild. Het ene is een uniek reliëf in papier-maché van rond circa 1500, het andere is een 17de-eeuws schilderij, een variant op een compositie die zou zijn ontstaan in het atelier van Dieric Bouts. Daarnaast is er in de Sint-Pieterskerk nog een 16de-eeuws paneel bewaard, maar dit brengt het gruwelijke verhaal van de onthoofding op een meer narratieve manier in beeld.
Voorstellingen van het afgehakte hoofd van Johannes de Doper gaan terug op het evangelische verhaal over zijn onthoofding op verzoek van Salomé (II), de stiefdochter van koning Herodes Antipas (Mattheus 14:6–11, Marcus 6:22–28). Salomé, de stiefdochter van Herodes, liet immers de profeet onthoofden en kreeg daarna zijn hoofd op een plateau aangeboden. Haar misnoegde moeder Herodias was de aanstookster van de executie en zou volgens apocriefe teksten met een messteek Johannes’ voorhoofd hebben verminkt. Vooral na de vierde kruistocht (1202-04) kende de verering van Johannesrelieken in West-Europa een grote bloei. Aan het einde van de middeleeuwen waren maar liefst twaalf ‘echte’ schedelrelieken in omloop. Dat van Amiens trok de meeste pelgrims aan en geldt doorgaans als het meest authentieke. Men geloofde dat de relieken en devotieobjecten met de voorstelling van Johannes kwalen als hoofd- en keelpijn, depressie, epilepsie, en zelfs menstruatiepijn en mannelijke seksuele driften konden bezweren - allemaal aandoeningen met een duidelijke band met het hoofd of de keel, of met het vloeien van bloed en andere lichaamssappen. Reliekschrijnen in de vorm van het hoofd van Johannes en grafische voorstellingen ervan zijn dan ook niet zeldzaam. Samen met de populariteit van de relieken en de groeiende cultus van Johannes de Doper ontwikkelde zich een nieuwe iconografie van de zogenaamde Johannesschotel, die in de sculptuur en de schilderkunst voorkwam.
Het unieke gepolychromeerde halfreliëf in de vorm van een schotel uit de M-collectie is het enige nog gekende exemplaar in papier-maché. Voor het maken van dergelijke halfreliëfs werd papierdeeg in metalen matrijzen geperst en nadien beschilderd. Het is in een houten lijst gevat met versiering in goudverf op de randen en de hoeken. Het halfreliëf is gepolychromeerd en toont het afgehouwen hoofd van Johannes de Doper bijzonder realistisch. De schildering is volledig in trompe-l'oeil uitgevoerd, waardoor het onderscheid tussen de drager en het onderwerp virtueel verdwijnt. Het hoofd is getoond in driekwartprofiel naar links gekeerd, met bloedende hals, openstaande mond en halfgesloten ogen. De onverzorgde baard en de langgekrulde haren die Sint-Jan typeren en de snijwond boven de rechterwenkbrauw - verwijzend naar de messteek van Herodias - vervolledigen de illusie van een natuurgetrouw 'portret'. Het Latijnse opschrift op de platte boord van de schotel zegt: “Inter natos mulierum non surrexit maior Iohanne Baptista” (“Bij degenen die uit een vrouw zijn geboren, is geen grotere opgestaan dan Johannes de Doper”). In de Bijbelpassage waaruit het vers afkomstig is, Mattheus, 11:11, looft Jezus Johannes om zijn bescheidenheid en menselijkheid. Varianten op het citaat komen voor op enkele gelijkaardige Johannesschotels bewaard in Belgische en internationale museum- en privéverzamelingen. Al zijn die niet altijd even confronterend als deze voorstelling van een dood, afgehouwen hoofd met bloederige wonden op een gouden dienblad.
Het is onzeker of deze Johannesschotel uit Mechelen afkomstig is, zoals in het verleden is gesuggereerd. Of er naast de bekende productie van onderdelen van ‘besloten hofjes’ in papier-maché ook ateliers actief waren die zich toelegden op het maken van grotere reliëfs in papierdeeg is nog onvoldoende geweten. De Johannesschotel was als geneeskrachtig devotieobject zeker op zijn plaats in het Leuvense Sint-Pietersgasthuis. De feestdagen van de geboorte van Johannes de Doper op 24 juni en van zijn onthoofding op 29 augustus behoorden er tot de belangrijkste vieringen van.
Sinds kort is ook een schilderij met dit thema aan de collectie van M toegevoegd. Dit werk was lange tijd in privébezit maar werd in 2017 door de stad Leuven aangekocht voor de M-collectie. Het is een 17de-eeuwse variant op een – vermoedelijk verloren gegane – compositie die zou zijn ontstaan in het atelier van Dieric Bouts en ook door zijn zoon Albrecht Bouts werd geschilderd. Er zijn een twintigtal van dit soort tondopanelen gekend die alle teruggaan op dat prototype van Bouts en het afgehakte hoofd van Johannes de Doper op een schotel tonen, waaronder een groepje dat is ontstaan ca. 1620 en vermoedelijk allemaal in het atelier van de Antwerpse schilder Lucas (I) Floquet kunnen worden gesitueerd. Hij werd in 1598 als vrijmeester in de Antwerpse Sint-Lucasgilde opgenomen en stond aan het hoofd van een groot atelier dat hoofdzakelijk voor de vrije markt werkte. Een aantal van deze tondo’s waren te zien op de tentoonstelling Blut und Tränen. Albrecht Bouts und das Antlitz der Passion in het Musée National d’Histoire et d’Art in Luxemburg en het Suermondt-Ludwig Museum in Aken in 2016 en 2017. Wat de geschilderde versie van de Johannesschotel aan tactiliteit en macaber realisme inboet ten opzichte van de driedimensionale versie, wint ze dan weer aan iconische kracht en illusionisme. De schotel is een geworden met het paneel.
En zo speelt er zich binnen de collectie van M een kleine paragonestrijd af tussen de beeldhouwkunst en de schilderkunst. Over welke kunstvorm het beste de waarachtigheid kon benaderen, wordt al sinds de oudheid, maar vooral sinds de renaissance, gedebatteerd. Oordeel vooral zelf welke versie van de Johannesschotel het meeste indruk maakt, want ze zijn beide te zien in M tot 4 september 2022 in de collectiepresentatie Bewogen.
Bezoek de website van M en volg het museum ook via Facebook, Instagram, Twitter, LinkedIn en YouTube.