Typisch kubistisch zijn de meervoudige perspectieven, overlappende volumes en vormen. Donas zorgt voor een evenwichtig geheel door haar kleurgebruik waarbij ze koele tinten afwisselt met warme herfstkleuren. Het geeft de compositie diepte en een zekere dynamiek. Marthe Donas had haar gevoeligheid voor vlakkenconstructies en kleuren eerder aangescherpt in Dublin, waar zij een opleiding volgde in het maken van glasramen.
Marthe Donas ziet het levenslicht in 1885 in de schoot van de Antwerpse burgerij. Haar familie stond niet achter haar kunstambities. Maar Donas is een koppige doorzetter. Academie wordt het dus. Bij de uitbraak van WO I vlucht haar familie naar Nederland, Marthe en haar zus trekken verder naar Dublin. Dat is geen veilige grond, blijkt met de bloedige Paasopstand van 1916. Via Engeland reist Marthe naar Parijs om er zich te settelen en te leren. In het atelier van André Lhote komt ze in contact met het kubisme. Later schreef ze over deze periode: “Een tentoonstelling van André Lhote heeft mij veroverd voor het kubisme. Ik was erop gebrand om alles te zien en te begrijpen”.
Dat begrip is snel gekomen, zo blijkt uit Stilleven. Zij het met veel rondingen, die de compositie zowel elegantie als kracht verlenen. Die ziet ze bij Lhote en later Alexander Archipenko, die ze bewondert om zijn sculpturen en gebeeldhouwde schilderijen. Eerder dan het kubisme volledig door te drijven, vereenvoudigt ze de vormen zoveel mogelijk. Marthe Donas ziet geen enkele stijl als eindpunt, altijd blijft ze zoeken. Bij het bereiken van een bepaald doel of ideale vorm moet je niet stoppen met experimenteren, vindt ze.
Donas zit in Parijs in het epicentrum van de kunsten. De vorige bewoner van haar atelier was Diego Rivera. En Donas is een echte netwerker. Dus komt o.a. Piet Mondriaan op bezoek. Door haar vriendschappelijke contacten met Mondriaan en Theo Van Doesburg, de leidende figuren van De Stijl, begint Donas steeds abstracter te werken. Aan het begin van de jaren 1920 komen er uitgepuurde geometrische structuren en kleurvlakken uit haar penseel, zonder de band met de realiteit definitief te verbreken. Net zoals bij het vroegere Stilleven. De luchter bovenaan is zowel een herkenbaar als een speels element. Een Marthe Donas-toets.
Marthe Donas is lid van de gerenommeerde kubistische kunstenaarskring La Section d’Or, onder leiding van Archipenko. Tussen 1919 en 1922 kan ze via de kring haar werk tentoonstellen in de meest prestigieuze hoofdsteden van de internationale avant-garde: Londen, Genève, Parijs, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Berlijn, Rome. Haar faam schiet als een raket de hoogte in, behalve in eigen land, zelfs al stelt ze ook tentoon in Brussel. Het helpt niet dat haar vakbroeders haar aanraden te signeren onder een pseudoniem. ‘Tour Donas’ doet geen belletje rinkelen. Als ze tentoonstelt met haar meer exotische pseudoniem Tour D’Onasky bij Herwarth Walden van de Duitse galerie Der Sturm begrijpt Paul Van Ostaijen niet dat Walden ‘Antwerpen’ bij haar naam vermeldt. ‘D’Onaski = Polen!’, schrijft hij.
Dat zet Jozef Peeters recht. In 1922 organiseert hij een representatief overzicht van haar werken in Antwerpen, op het Tweede Congres voor Moderne Kunst.
Intussentijd richtten Katherine Dreier, Man Ray en Marcel Duchamp de Société Anonyme, Inc. op in New York. Ze promoten vooral de abstracte avant-garde. Katherine Dreier schuimt Europa af om kunst te kopen en is weg van Donas’ werk. Dreier schenkt de collectie met kubisme, expressionisme, futurisme, dadaïsme en vroege abstractie in 1941 aan Yale University. Inclusief de vijf topwerken van Marthe Donas die ze kocht.
Het KMSKA heeft behalve dit Stilleven nog een pentekening in de collectie. Beide werken behoorden voorheen tot de verzameling van een andere vrouw, Suzanne Sechehaye.
Interesse in Marthe Donas en haar tijdgenoten? Ontdek onze themawebsite 'Abstract modernisme'.
Volg het KMSKA op Facebook, Instagram, LinkedIn en Twitter en tel mee af naar de heropening van het museum op 25 september 2022.