Een bijna abstract geometrische constructie met sterke licht-donkercontrasten en een beperkt palet van zwart, groen en bruin, toont een horizontale borstwering, verticale luiken en een reeks rechtopstaande doodskisten. Zelfs in het uitstalraam van een begrafenisondernemer zouden ze een vreemde indruk maken. In de middelste doodskist zit een vreemde knik. Ze lijkt op maat gemaakt voor de rigor mortis van een aflijvige die rechtop in zijn zetel gestorven is. De lijkstijfheid bepaalt de hele voorstelling; een bevroren moment gehuld in een doodse stilte. Een ogenblik dat doorbroken wordt door de lichte kleur en de ronde vormen van de porseleinen bloempot en de bloeiende hortensia’s, die aan dit macabere tafereel een frivole toets geven.
De oorsprong van het surrealisme – de term werd in 1917 gemunt door Guillaume Apollinaire – ligt in de literaire experimenten van het Franse dadaïsme en werd uitgedragen door André Breton en zijn tijdschrift Littérature. Hun belangstelling voor het irrationele en het toeval, voor dromen en hallucinaties en vooral hun exploratie van het onderbewuste door middel van de écriture automatique, vonden in de beeldende kunsten een vruchtbare voedingsbodem. Van de Belgische surrealisten is René Magritte (Lessen 1898 – Brussel 1969) de meest gekende. Voor zijn haarscherp realisme gebruikte hij doelbewust een conventionele schildertechniek waarmee hij het ongeloof van de kijker een fractie van een seconde on hold kan zetten. Als schilder streefde hij niet naar picturale vernieuwing, omdat hij zich wou ‘concentreren op de voorstelling van ideeën die de zichtbare wereld weerspiegelen’.
Op zijn eerste persoonlijke tentoonstelling in Parijs toonde Magritte in 1948 burleske schilderijen in vrolijke kleuren en nonchalante borstelstreken. Zowel kritisch als commercieel was deze surrealistische provocatie en het verhoopte schandaal geen succes. Daar deze zogenaamde période vache (zoals in ‘vacherie’ of ‘gemene streek’) niet aan de kunsthandel besteed was, suggereerde zijn nieuwe marchand dat hij best terug kon keren naar de orde van de dag. Naast het hernemen van zijn ‘bekende’ stijl en het herwerken van zijn oude repertoire, ging Magritte op zoek naar inspiratie bij 19de-eeuwse meesters als Jacques-Louis David, François Gérard en Edouard Manet.
In 1949 maakte Magritte een eerste versie van Perspective - Le balcon de Manet die in een New Yorkse galerij getoond werd. Een jaar later maakte hij voor de Europese markt een replica die vandaag in het Gentse museum hangt. De eigenaar van de eerste versie is sinds 1970 niet meer gekend. De reeks ontstond uit een gouache van een doodskist die zich in een armstoel had neergevlijd. Marcel Mariën, vriend en handlanger van de kunstenaar, was getuige van de creatie. Hij herinnert zich dat hij bij het zien van het ontwerp in lachen uitbarstte. Het komische en het morbide gaan dikwijls hand in hand. De surrealistische dichter Paul Nougé bedacht de titel Perspectief. Hiermee bedoelde hij zowel de geometrische compositie als het voor de doodskisten gebrek aan toekomstperspectief.
Naast zijn zowel grappig als luguber karakter is dit schilderij vooral doordrongen van de raadselachtige sfeer die doet denken aan de pittura metafysica van Giorgio de Chirico, een surrealist avant-la-lettre, die voor Magritte naar eigen zeggen een belangrijk voorbeeld was. Maar ook voor de tijdgenoten van Manet was Le balcon een raadsel. Alhoewel hij geprezen werd om zijn realistische weergave van het moderne leven werd dit schilderij ervaren als hoogst artificieel. Wie zijn deze stijve figuren op dat balkon dat eerder op een loge lijkt? Kijken ze naar de voorbijgangers of worden ze bekeken? Terwijl de ene dame lusteloos voor zich uit kijkt maakt de andere zich klaar om met handschoenen en paraplu naar buiten te gaan. Zijn het twee zussen of is het moeder en dochter? Het lijkt of de drie figuren poseren voor een fotograaf die net iets te vroeg of net iets te laat heeft afgedrukt.
Voor de ene criticus verwijzen de personages naar Manets artistieke referenties (de Spaanse en de Hollandse schilderkunst en het Japonisme), voor de andere zijn de hortensia’s een vanitasmotief. Evenals Magritte zette ook Manet de kijker graag op het verkeerde been en was hij niet vies van provocatie. Maar wat de tijdgenoten van Manet in verwarring bracht – het bevreemdend karakter van de poëtische verbeelding – is net dat wat Magritte er in herkende en wat hem aansprak. Er gebeurt niets. Er is geen communicatie of interactie. Het steriel en ‘afwezig’ karakter van de personages wordt in de doodskisten extra in de verf gezet. Ze vervelen zich dood.
De iets kleinere doodskist op de achtergrond verwijst naar een personage dat bij Manet haast niet zichtbaar is. De jongen die op een plateau een waterkan aandraagt is waarschijnlijk Léon, de zoon van de schilder. Het kleine hondje met zijn bal aan de voeten van de zittende vrouw heeft Magritte dan weer niet opgenomen. Voor wat bij Manet het enige levendig en speelse element was, is er in de lijkstijve versie van het balkon geen plaats. Maar het is best mogelijk dat Magritte het als hondenvriend niet over zijn hart kon krijgen het hondje te kisten.
Zoals Magritte zich inspireerde op Manet had ook Manet de mosterd ergens anders gehaald. Onder het citaat van Magritte verbergt zich nog een tweede werk, Maya’s op het balkon van Francisco de Goya. Toen Manet verweten werd een pasticheur te zijn beweerde Baudelaire onterecht dat hij het werk nooit gezien kon hebben. Hij noemde het een coïncidence troublante, een formulering waarmee ook Magritte bijzonder vereerd zou zijn.
Tekst: Lieven Van Den Abeele
Lees meer over de collectie van MSK Gent op de website van het museum en volg het museum via Facebook en Instagram.