Centraal wordt de Calvarieberg met de kruisdood afgebeeld. De drie kruisen met Christus en de twee veroordeelden zijn weliswaar verdwenen. Op de voorgrond is moeder Maria in diepe rouw, ondersteund door Johannes de Doper, Maria Magdalena en Maria van Klopas. De linkerscène verbeeldt de kruisdragende Christus en Veronica die Hem een doek overhandigt om Zijn bezwete en bebloede gezicht te deppen. De Bewening rechts toont twee vrome mannen die een purperen lijkwade spreiden. Maria, Johannes en twee Heilige Vrouwen ontfermen zich met stil verdriet over het dode lichaam. Ook in deze scène ontbreekt het kruis, enkel de ladder is nog aanwezig. De talloze figuranten en architectuuronderdelen in hoog reliëf op verschillende diepte/plans zorgen voor een dynamische compositie.
De taferelen zijn gevat in een driedelige architectuur voorzien van gotisch raamwerk, met elk een baldakijnconstructie. De continuïteit tussen de drie scènes achter de twee centrale voorste zuilen heen versterkt de driedimensionaliteit.
Het huisretabel wordt toegeschreven aan de uit Leuven afkomstige familie Borman. Vanaf de late middeleeuwen domineerde die vier generaties lang de Brusselse beeldhouwkunst en liet tot op heden niet minder dan 300 kunstwerken na. Het Brusselse atelier was internationaal vermaard voor zijn religieuze beelden, grafmonumenten en liturgisch meubilair in hout, steen of koper. De waardige en beheerste expressie van hun beeldhouwstijl kende een groot succes in Europa. Vanuit Antwerpen werd hun vakmanschap verspreid van Zweden tot Spanje.
In de enorme atelierproductie zijn de familieleden vaak moeilijk te onderscheiden, niet het minst omwille van de kruisbestuiving zowel tussen generatiegenoten als over verschillende generaties heen. Daarnaast deed zich ook een toenemende samenwerking voor met andere ambachtslieden waaronder polychromeurs, vergulders, schrijnwerkers … Door het succes werd de productie sterk opgevoerd, waardoor de jongere generatie een enigszins vereenvoudigde maar niet minder vakkundige uitwerking van het houtsnijwerk hanteerde. Dit altaarstuk wordt tot dusver als een late productie uit de omgeving van Jan III beschouwd.
Dit kleine, eerder zeldzame retabel is, in tegenstelling tot de grotere exemplaren die voor altaren bestemd waren, te situeren in een privécontext. Op de retabelkast is een Brussels keurmerk aangebracht.
Het Kleine Passieretabel maakte ooit deel uit van de verzameling van Carlo Micheli. In november 1898 sloeg kunstverzamelaar Fritz Mayer van den Bergh de slag van zijn leven. In één klap verwierf hij ruim 400 objecten uit de nalatenschap van de Parijse collectioneur. De zogenaamde Micheli-collectie omvatte vooral middeleeuwse beeldhouwwerken van klein formaat, maar ook dit bijzondere passieretabel. Een deel van de objecten verkocht Fritz meteen weer door; een ander deel is nog altijd te bewonderen in Museum Mayer van den Bergh.
Auteur: Annemie De Vos, curator Museum Mayer van den Bergh