Doorheen een deuropening kijken we de kamer binnen. Het aanwezige personage is zich van onze aanwezigheid niet bewust. De man zit met opgetrokken knieën in zijn stoel. Het ziet er niet naar uit dat hij nog iemand verwacht. De extra stoel is niet voor een of andere bezoeker bestemd. Opvallend gele sokken houden de plaats bezet. Het versluierende licht dat uit het dakraam naar binnen valt werpt geen enkele schaduw. Het maakt de contouren minder scherp en omfloerst de vormen. Op de schoot van de kunstliefhebber ligt een uitgevouwen prentenboek waarin hij zich ogenschijnlijk verdiept. Zijn verzonken houding laat vermoeden dat hij lichtjes is ingedommeld.
Zo moet dit intimistisch interieurschilderij er in 1885 hebben uitgezien voordat Ensor enkele jaren later besloot om het hoofd van de zitter met een schedel te overschilderen. Onderaan links werd eveneens een doodshoofd toegevoegd. Hierdoor markeerde de kunstenaar, zowel vormelijk als inhoudelijk, een keerpunt in zijn oeuvre. Door de introductie van het skelet en het opgeven van de impressionistische weergave van de werkelijkheid creëerde Ensor een uiterst subjectieve kunst, gekenmerkt door eenzaamheid en angst. De twee Spaanse stoelen fungeren als stilleven of nature morte. Blijkt dat we dan toch verwacht worden, en dat onze plaats door de dood wordt warm gehouden.
Rond 1888 begon Ensor zijn schilderijen te overschilderen met fantastische, groteske en satirische elementen. Het meest gekende voorbeeld is zijn Zelfportret met bloemenhoed (Oostende Mu.ZEE, 1883-1888), waarbij hij niet alleen het schilderij, maar ook zichzelf bewerkte. Aan Oude dame met maskers (MSK Gent, 1889) voegde hij spottende maskers toe nadat het portret door de opdrachtgeefster geweigerd werd. Bovenaan rechts duikt alweer een schedel op.
James Ensor (1860-1949) was geboren, getogen en verankerd in Oostende. Zijn vader was in Brussel geboren uit Engelse ouders. Als ingenieur van bruggen en wegen vertrok hij kort na de geboorte van James naar Amerika om er fortuin te maken, maar kwam berooid terug. Hij was gecultiveerd en sprak verschillende talen. Zijn moeder was een rasechte ostènsje. In Oostende baatte ze een souvenirwinkel uit waar ook maskers en chinoiserieën verkocht werden. Ze werd gezien als een autoritaire vrouw die haar man beschouwde als een mislukkeling. Hij werd door haar onderhouden en dronk. Hij overleed in 1887. Van dan af was Ensor enkel nog omringd door vrouwen: zijn moeder, zijn tante, zijn iets jongere zus Mitche en haar dochter Mariette. Zelf trouwde hij nooit.
De reden van Ensors radicale artistieke omslag wordt toegeschreven aan een samenloop van omstandigheden. De dood van zijn vader in 1887 moet hem hard getroffen hebben. Niet alleen verloor hij een gelijkgezinde, maar tegelijk nam hij in de kleinburgerlijke familie zijn plaats in als de ‘mislukte kunstenaar’, die niet in staat was zichzelf, laat staan zijn familie, te onderhouden. Maar ook in het kunstmilieu werd zijn positie in vraag gesteld. Onder jonge kunstenaars kende het symbolisme veel succes. Op het ogenblik dat Ensor de reeks grootformaattekeningen De aureolen van Christus exposeerde (vandaag o.m. in MSK Gent), werd hij in de kunstenaarsvereniging Les XX overvleugeld door de blijde intrede van Seurat te Brussel. Toen deze eveneens in 1887 zijn Grande Jatte (Art Institute Chicago) bij Les XX tentoonstelde, kaapte hij – meer dan Ensor – de aandacht weg. Nadat Ensor oorspronkelijk door Les XX als leider van de nieuwe generatie begroet werd, verloor hij stilaan terrein ten voordele van andere nieuwlichters. Een aantal van Ensors werken werden zelfs afgewezen voor de jaarlijkse tentoonstellingen van de kring. De kunstenaar voelde zich miskend en werd balorig; zijn werk kreeg een steeds gedurfdere agressieve toon.
Op het einde van de negentiende eeuw was er bij kunstenaars en verzamelaars een grote belangstelling voor oosterse kunst. De kunstwerken die hier in de kamer hangen zijn geen chinoiserieën, maar hebben een Japanse oorsprong. Het betreft twee hangrollen, zijnde een vogel in een landschap en een courtisane, en daarnaast verschillende Japanse houtsneden en een waaier. Het album dat het personage op de schoot houdt is een Japanse orihon of plooiboek (ori voor plooi en hon voor boek). De in accordeonvorm gemonteerde houtsneden, vermoedelijk van landschappen, was een praktisch alternatief voor de traditionele rolboeken.
Op de achterkant van het spieraam staat in potlood het volgende opschrift: ‘Squelette regardant chinoiseries / peint dans l’atelier / Van Rysselbergh [sic].’ Alhoewel het moeilijk is om uit te maken wie het opschrift heeft aangebracht, is het niet uitgesloten dat Ensor tijdens zijn passages in Brussel het atelier van Théo Van Rysselberghe gebruikte om er te schilderen. Het begin van Ensors fantastische periode valt samen met Van Rysselberghe’s bekering tot het pointillisme. En dit tot groot ongenoegen van Ensor, die deze beweging beschouwde als een overwinning van de rede op het gevoel. Toch gaf hij zich niet gewonnen. In Chinoiserieën ging hij rechtstreeks in de tegenaanval.
Los van de nieuwe thema’s of de achterliggende drijfveren, is dit geestig uitgedachte schilderij een toonbeeld van vernuft, virtuositeit en durf. Het opvallend verticale formaat – als van een spiegel of voor een portret ten voeten uit – is opgebouwd uit een ingenieus ritme van verticaal geplaatste rechthoeken, dat enkel doorbroken wordt door de diagonalen van het zolderraam, de lampenkap, de mantel van de zittende figuur en de waterval van het Japanse plooiboek. En in deze precieus uitgebalanceerde wereld – de poot van de stoel valt perfect samen met de centrale as van het beeldvlak – wordt door de kunstenaar een verfbom naar binnen gegooid.
Dik in de verf aangebrachte klodders vormen kleurrijke vlekken; een rode lampenkap, een blauw schilderij en gele sokken. De uitgevouwen prenten kletteren in een bonte cascade op de vloer. De verftoetsen zijn exuberant en losbandig, ze zijn extatisch geschilderd en vloeien over van gemoed. Een karikaturaal pointillisme, geschilderd uit boosheid en frustratie, met grove borstelstreken en morsige verf. En vanonder dit picturaal festijn spreekt de Dood ons onvermijdelijk aan.
Tekst: Lieven Van Den Abeele
Lees meer over de collectie van MSK Gent op de website van het museum en volg het museum via Facebook en Instagram.