In 2001 organiseerde het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen een belangrijke tentoonstelling over Jheronimus Bosch. Het Groeningemusem participeerde toen met twee bruiklenen aan die tentoonstelling, namelijk met het Triptiek van het Laatste Oordeel en het minder bekende Triptiek van Job. Beide stukken, zo bleek, zijn van groot belang voor een begrip van de atelierpraktijk van Bosch en de onmiddellijke navolging van de kunstenaar. De eerstgenoemde triptiek wordt inmiddels beschouwd als het werk van een medewerker van Bosch in diens atelier “In Sint Thoenis”. Die schilder, aan wie ook verschillende tekeningen kunnen toegeschreven worden, is vermoedelijk of Johannes (1470-1547) of Anthonis (1478-1516) van Aken, allebei neven van Jheronimus.
De Job-triptiek daarentegen speelt een bijzonder belangrijke rol voor de kwestie van de eigentijdse navolging van Jheronimus Bosch. Stilistisch kan dit werk gerelateerd worden aan het Triptiek met de Aanbidding der Koningen in de kerk van Anderlecht, en een triptiek met dezelfde thematiek die in het Museum van Philadephia wordt bewaard. De drie schilderijen vertonen zowel verwantschap in de wijze waarop motieven uit verschillende werken van Bosch verwerkt worden, als in de gebruikte schilderstechniek. In de Brugse Job-triptiek zijn vooral de taferelen op de zijluiken aan Bosch schatplichtig. 'De bekoring van Sint Antonius' is door Bosch en zijn werkplaats herhaalde malen verbeeld, evenals de 'boetedoening van Sint Hieronymus'. Vooral het zogenoemde Eremieten-triptiek in het Palazzo Ducale te Venetië kan als rechtstreekse voorbeeld aangeduid worden. Dit werk was naast het latere Triptiek met de bekoring van Sint-Antonius uit Lissabon een van de meest gekopieerde werken van Bosch. Maar ook het tafereel op het middenpaneel met de 'Beproeving van Job' gaat rechtstreeks op Bosch terug. Alhoewel er nog andere kopieën of variaties van dit thema bekend zijn, is het Brugse schilderij in feite de vroegste bekende kopie van een verloren meesterwerk van Jheronimus Bosch.
De Brugse Job-triptiek werd vermoedelijk geschilderd in opdracht van de Antwerpse schepen Jacob van de Voorde († 1520) en zijn vrouw Christina van Driele. Hun wapens zijn op de achterkant van de zijluiken geschilderd. Het schilderij is eigendom van de Sint-Jacob-de-Meerderekerk te Hoeke (Damme), maar het is niet helemaal duidelijk hoe en wanneer het triptiek daar terechtkwam. In 1931 werd het schilderij in bruikleen afgestaan aan het Brugse Museum.
Sinds 2002 onderging het Triptiek van Job een grondige studie en restauratie in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. De vuile vernis en een aantal latere overschilderingen werden verwijderd. Zo is nu de kleurenpracht van het schilderij opnieuw te bewonderen en is op het linkerluik een stadsgezicht te voorschijn gekomen, dat ooit overschilderd was.