Deze eikenhouten retabelgroepen stellen elk twee Romeinse ruiters in profiel voor, staand op een ruw, licht hellend grondvlak. Het linkse paar bestaat uit een ruiter met helm, borstkuras, maliënkolder, dij- en kniebeschermers enerzijds en een omhoogkijkende ruiter met een lang, wat oosters geïnspireerd kleed anderzijds. Die laatste moet zeer waarschijnlijk geïdentificeerd worden als Longinus, de halfblinde Romeinse honderdman die de zij van Christus met een lans doorboort.
De rechtse groep toont ook twee ruiters waarbij de voorste, met borstkuras, maliënkolder, been- en kniebeschermers, over zijn breedgerande hoed een kroon heeft gezet. Ook hij kijkt omhoog. Hij wordt aan zijn rechterzijde vergezeld door een dienaar (met een opvallend lange neus en kin) die een eenvoudige helm op het hoofd draagt. Op het gareel van het voorste paard staat een grote inscriptie: 'HENDERIC ROOSE'. Ongetwijfeld vormden deze twee groepen ooit het onderdeel van een grote, vermoedelijk centrale calvariescène van een groot monumentaal passieretabel, waarbij ze als elkaars pendanten een centrale Kruisiging flankeerden.
Dit ruiterpaar is een van de meest bekende Vlaamse retabelgroepen die tot voor kort nog in privébezit was. De provenance gaat terug tot de collectie van architect Lewis N. Cottingham (1787-1847) die is geveild bij Fosters in London op 3 november 1851. De Belgische verzamelaar dr. Guy Onghena verwerft deze in 1967 op een veiling in Londen voor £ 1.900 - een erg hoog bedrag toen. Twee jaar later worden ze tentoongesteld in het kasteel van Laarne, nabij Gent. De ruiters worden opgenomen en geïllustreerd in de catalogus en winnen zo aan bekendheid bij Belgische onderzoekers. Roesens ruiters worden in 1979 in Leuven een tweede maal tentoongesteld, waarna ze veertig jaar lang verdwijnen van het publieke toneel. In de lente van 2017 koopt Bernard De Scheemaeker de ruiters van de familie Onghena. Twee jaar later worden ze erkend als topstuk en opgenomen in de collectie van de Vlaamse Gemeenschap. M Leuven houdt de ruiters in bewaring.
Deze ruiters danken hun roem echter niet zozeer aan hun provenance-geschiedenis. Hun faam is vooral te danken aan het feit dat ze, voor zover bekend, de enige Zuid-Nederlandse middeleeuwse beelden van Hendrik Roesen met signatuur zijn die zich in een openbare collectie bevinden.
Hendrik Roesen is een van de weinige Leuvense beeldhouwers, gekend uit de archieven, aan wie ook een oeuvre kan worden gelinkt. De naam Hendrik Roze of Roose komt voor in diverse archivalia in Leuven en Zoutleeuw. Hij wordt voor het eerst vermeld in 1496, dankzij het bewaarde en in archivalia gedocumenteerde Leonardusbeeld dat hij voor de gelijknamige kerk in Zoutleeuw sneed in 1504. Op basis van stilistische kenmerken kan een dozijn sculpturen aan zijn atelier worden toegeschreven. De meesten zijn nog bewaard in kerken in de wijde omgeving van Leuven, eentje wordt in de collectie van M bewaard, maar is afkomstig uit de Sint-Jacobskerk van Leuven.
De ruiters van Roesen behoren tot het allerbeste dat de Brabantse retabelkunst van het begin van de 16de eeuw te bieden heeft. Ze getuigen van een directe stilistische invloed van het werk van Jan II Borman. Werken die aan Borman (of toch zijn atelier) worden toegeschreven zijn het Sint-Jorisretabel dat sinds 1493 staat opgesteld in de Onze-Lieve-Vrouw-van-Ginderbuiten-kerk en het triomfkruis in de Sint-Pieterskerk in Leuven. Borman moet Roesen gekend hebben toen hij in Leuven werkte.
Het feit dat de fragmenten gesigneerd zijn, is uniek binnen de nog bewaarde retabelsculptuur uit het hertogdom Brabant. In musea en kerken zijn gesigneerde beelden of groepen uit de Nederlanden een grote zeldzaamheid. Het enige gesigneerde laatgotische beeldsnijwerk in het Noorden, voor zover bekend, is de gebedsnoot met het opschrift ‘ADAM THEODRICI ME FECIT’ in het Statens Museum for Kunst in Kopenhagen (Adam Dircksz, Holland, ca. 1500-1530). In de Zuidelijke Nederlanden is er vooral het oeuvre van de Maastrichtse kunstenaar Jan van Steffeswert dat niet minder dan veertien gesigneerde (en acht gedateerde) beelden telt.
Het beroemdste en tegelijk belangrijkste voorbeeld van een laatgotisch altaar dat én een signatuur én een datering draagt is het Sint-Jorisretabel van de Brusselse beeldsnijder Jan II Borman (actief: 1479-1520). Op de zwaardschede van een van de soldaten op het centrale tafereel staat de naam ‘IAN’ te lezen, terwijl de datum M. CCCCXCIII aangebracht is op de gordel van een nevenpersonage. Het passieretabel dat sinds 1522 opgesteld is in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Güstrow in Duitsland draagt de vermelding ‘JAN BORMAN’. Deze handtekening verwijst naar Jan III Borman, zoon van Jan II. Ook van Passier Borman, broer van Jan III, is een gesigneerd werk bekend: op het retabel van Crispinus en Crispinianus (ca. 1520) in de Sint-Waldetrudiskerk van Herentals staat, tot tweemaal toe, de vermelding ‘PASSIER’. Bijna een eeuw eerder signeerde Tydeman Maes in Brugge (‘TYDEMAN MAES BRUGGIA’) een engelenpaar (ca. 1425-1435) dat in het Prado in Madrid wordt bewaard.
Een Antwerps retabel, het passieretabel van Oplinter (ca. 1530-1540), mag in deze context niet onvermeld blijven. Op de mantelboord van een figuur in het Besnijdenis-tafereel staan de letters ‘MOREA’. Aangezien de Liggeren (jaarboeken) van de Antwerpse Sint-Lucasgilde vermelden dat de Parijse beeldsnijder Robert Moreau in 1533 in Antwerpen wordt ingeschreven, is het niet verbazingwekkend dat dit opschrift vaker als een signatuur geïnterpreteerd is.
Voor de andere Zuid-Nederlandse centra, zoals Doornik, Mechelen of Leuven zijn geen voorbeelden van gesigneerde of gedateerde beelden of retabelgroepen bekend, met uitzondering van deze ruitergroepen. Het is opmerkelijk dat de signatuur ‘HENDERIC ROOSE’, op het gareel van het paard vooraan is aangebracht, een plaats die erg doet denken aan de plaatsen waar Jan II, Jan III en Passier Borman hun retabels signeren.
Bovendien is de kwaliteit van het snijwerk uitzonderlijk. De detaillering van de gezichten van ruiters en paarden, maar ook van het tuig van de paarden en de wapenrusting en maliënkolders is bijzonder fijn uitgewerkt. De gebruikte montagetechniek is bovendien uniek voor de Leuvense sculptuur van de late 15de en 16de eeuw.
Volg M via Facebook, Instagram, Twitter, LinkedIn en YouTube.