Drie mannen zitten op een terras aan een tafel tegenover een indrukwekkend berglandschap met in de verte een brug en een versterkte burcht. Ze zijn gekleed in Bijbelse gewaden. Het centrale personage toont een stuk brood. De twee anderen reageren verrast. In deze perfect geregisseerde scène – de herberg lijkt meer op een toneel en het landschap op een geschilderd decor – zijn we getuige van hun plotselinge inzicht.
Het verhaal wordt verteld in het evangelie van Lukas [24:13-35]. Op de derde dag na de dood van Christus keren twee van zijn leerlingen vanuit Jeruzalem terug naar hun woonplaats in Emmaüs. Onderweg ontmoeten ze een andere reiziger die een eind met hen meeloopt. Ontredderd vertellen ze hem over de terechtstelling van Jezus, zijn loze belofte om Israël te verlossen en de verwarrende berichten over zijn lege graf. Als antwoord verklaart hun leermeester, die ze niet herkend hebben, de noodzaak van Christus’ lijden en dood door te verwijzen naar de profeten die dit alles voorspeld hadden. Aangekomen in Emmaüs wordt de vreemdeling uitgenodigd om bij hen te blijven. Tijdens de maaltijd neemt hij het brood, breekt en zegent het.
Wanneer het brood hen wordt aangereikt ‘gingen hun ogen open’ en herkenden ze hun meester. Wat hier is afgebeeld zijn de verschillende manieren waarop de getuigen op deze openbaring reageren. Met een teder gebaar, zowel majestueus als gracieus, offreert Jezus de leerling die rechts van hem zit het brood. Deze reageert verbaasd, wijkt achteruit en vol ongeloof maakt hij met zijn handen een afwerend gebaar. De leerling rechts herkent het gebaar en neigt naar voor om zich van zijn geloof te overtuigen. Beheerst verbergt hij zijn innerlijke bewogenheid en kijkt zijn meester aan met liefde en ontzag.
De waard beseft dat dit geen alledaagse gasten zijn. Nieuwsgiering slaat hij het gebeuren gade maar houdt zich bedachtzaam op de achtergrond. Zijn blik is een en al wantrouwen. De bediende gaat onverschillig voort met zijn dagelijks werk. Hij heeft de handen vol met het afruimen van de tafel en het wegjagen van de poes die de etensresten tracht te stelen. In deze statische compositie vormen ze het enige bewegende detail.
De tafel is een mooi stilleven van brood en olijven, gedroogde dadels en vijgen, citroenen en sinaasappels. Het mes ligt op de hoek van de tafel met het heft naar de toeschouwer; een subtiele uitnodiging om mee aan te schuiven. De piramide rechts is gemaakt van zout, een kostbaar goed dat hier symbool staat voor gastvrijheid. Tevens verwijst het naar een passage uit de Bijbel [Math 5:13] waarin Christus zijn leerlingen het zout der aarde noemt. ‘Maar als het zout zijn kracht verliest’ – en de leerlingen hun geloof – ‘waarmee zal men dan zouten?’.
Jean-Baptist de Champaigne (Brussel 1631-Parijs 1681) is de neef van Philippe de Champaigne. Op twaalfjarige leeftijd begint hij zijn opleiding in het atelier van zijn oom. Na een verblijf in Rome werkt hij vanaf 1659 samen met zijn oom aan de koninklijke appartementen van Lodewijk XIII in het Château de Vincennes en deze van de dauphin in het Château des Tuileries. Vanaf 1674 werkt Jean-Baptiste onder Lodewijk XIV in Versailles. Naast de koninklijke opdrachten schilderen ze ook religieuze taferelen. Kenmerkend voor beide kunstenaars is, zoals hier, de zachtmoedige ingetogenheid en eenvoud in de gelaatsuitdrukkingen en gebaren.
Net als zijn oom was Jean-Baptiste de Champaigne een aanhanger van het jansenisme, een religieuze en politieke beweging, die door de Jezuïeten hevig bestreden werd. Het middelpunt van deze stroming was het vrouwenklooster van Port-Royal des Champs bij Parijs, waarvoor Philippe de Champaigne verschillende opdrachten uitvoerde, waaronder ook een versie van de Emmaüsgangers.
De Gentse versie werd in 1955 door het museum aangekocht als een werk van Philippe de Champaigne. Het werd toen beschreven als een van zijn topwerken: een mooi voorbeeld van zijn typische stijl en zijn picturale kwaliteiten, waarbij de invloed van Rubens getemperd is door een classicistische zuiverheid. Dit gebeurde onder invloed van Poussin, maar ook door zijn jansenistische geloofsovertuiging. Alhoewel er vandaag een consensus is over Jean-Baptiste als de vervaardiger van dit schilderij, blijft de toeschrijving een moeilijke kwestie omdat beide kunstenaars in dezelfde omgeving werkzaam waren.
Een versie van De Emmaüsgangers in Angers wordt toegeschreven aan Philippe. Deze in Lyon wordt beschouwd als een samenwerking tussen Philippe en Jean-Baptiste. En de versies van Gent en Nantes zouden het werk zijn van Jean-Baptiste. Welk schilderij voor Port-Royal bestemd was is niet geweten. Wat er ook van zij, deze verwijzing naar de Eucharistie, die in de abdij van Port-Royal onderwerp was van een bijzondere devotie, is een geslaagde synthese van Vlaams realisme en Frans classicisme, van sensualiteit en intellectualisme, van de weergave van de werkelijkheid en het streven naar spiritualiteit.
Tekst: Lieven Van Den Abeele
Lees meer over de collectie van MSK Gent op de website van het museum en volg het museum via Facebook en Instagram.