“141 hectaren staan onder water; bijna de helft van de oppervlakte van het grondgebied van de stad. 59 straten, met hun 2.325 inwoners, zijn overstroomd. […] Muren zijn omvergeworpen en deuren zijn uit het slot gerukt door de kracht van het water. Men kan zich de verwoesting nauwelijks voorstellen.”
Op zondag 1 februari 1891 publiceerde het Franstalige liberale dagblad La Réforme een uitgebreide reportage over de dramatische overstroming van de Dijle in Leuven exact een week eerder, in de ochtend van zondag 25 januari. De oorzaak was de plotse dooi, na 55 dagen van strenge vorst, in combinatie met hevige regenbuien. In verschillende straten stond het water tot wel twee meter hoog, waarmee het recordpeil van 1784 met wel dertig centimeter ruim werd overschreden.
Het water trok snel weg, en een massale bevoorradings- en reddingsactie kwam op gang. Het stadsbestuur en het bureel voor weldadigheid, de voorloper van het OCMW, voorzagen voedsel en water voor de slachtoffers, ontsmettingsmiddel om woningen te reinigen en gratis vaccinaties tegen besmettelijke ziekten. Liberaal burgemeester Léopold Vander Kelen (1813-1895) lanceerde een hulpcomité dat, samen met steun van de gemeenteraad en de Belgische regering, een groot bedrag verzamelde als steun en vergoeding voor de zwaar getroffen Leuvense bevolking. Maar ook andere organisaties schoten te hulp. De socialistische coöperatieve De Proletariër schonk maar liefst vijfhonderd broden aan de slachtoffers. Le Peuple, een Franstalige socialistische krant, feliciteerde “haar Leuvense vrienden met deze mooie actie”.
Naast het coördineren van de hulpoperatie en de wederopbouw, gaf het stadsbestuur aan kunstschilder Constantin Meunier de opdracht om de impact van de watervloed visueel te documenteren. Zijn Overstroming van Leuven in 1891, een olieverfschilderij op canvas, toont rechts op de voorgrond een man die in een roeiboot zijn vrouw en kind in veiligheid probeert te brengen. Links drijft een ton voorbij een huis in het water waaruit andere mensen met een bootje worden gered. Op de achtergrond schilderde Meunier een zicht op de stad Leuven onder een dramatisch verlichte onweershemel. Rechts aan de horizon is de façade van de Sint-Michielskerk aan de Naamsestraat duidelijk herkenbaar. Een gesigneerde studie van het werk, geschilderd vanuit een wijder standpunt, wordt bewaard door de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (inv. 10000/225).
Het duurde maar liefst negen jaar vooraleer Meunier het Leuvense schilderij finaal opleverde: burgemeester Vander Kelen moest hem regelmatig herinneren aan de opdracht. Uiteindelijk schonk de schilder het werk in 1900 aan de Stad Leuven als deel van de huurvergoeding voor zijn atelier in het voormalige anatomische amfitheater op de hoek van de Minderbroederstraat en de Kapucijnenvoer.
Kunstschilder en beeldhouwer Constantin Meunier is geboren in Etterbeek op 12 april 1831 en overleden in Elsene op 4 april 1905, op 74-jarige leeftijd. Hij is vooral bekend als beeldhouwer maar wijdde zich in de eerste helft van zijn leven bijna uitsluitend aan de schilderkunst. Hij was leraar schilderkunst aan de Leuvense Academie van 1887 tot 1894, en tijdens zijn tijd in Leuven begon hij ook te beeldhouwen.
Meunier was een getalenteerd en ervaren kunstenaar. Waarom duurde de voltooiing van dit schilderij dan zo lang? In eerste instantie bleef ook de schilder zelf niet gespaard door de overstroming. Een lithografie door architect Jules Dony (1865-1949) toont de ravage in het huis van Meunier. Zijn atelier op de neogotische hospitaalsite was een geliefde werkplek. Daar realiseerde hij enkele van de werken die hem bekend maakten als beeldhouwer. De eerste schets voor het schilderij was klaar in 1892. Maar toen sloeg het noodlot voor een tweede en derde keer toe. In het voorjaar van 1894 verloren Meunier en zijn echtgenote, de Franse muzikante (Marie Victorine) Léocadie Gorneaux, hun beide zonen. Georges, zeeman, overleed aan de gele koorts in Rio de Janeiro. Op 20 maart 1894 overleed ook hun oudste zoon Karl, eveneens kunstschilder en etser, op 29-jarige leeftijd aan een longaandoening. Die was mogelijk nog een gevolg van de overstroming. Na deze tragische gebeurtenissen keerde het echtpaar Meunier in 1895 terug naar Brussel, waar hij benoemd werd tot leraar aan de Brusselse Academie.
Meuniers Overstroming van Leuven in 1891 is zowel een momentopname, een werk in opdracht, als een persoonlijk geladen tijdsdocument; tegelijk realistisch, donker en haast excentriek. Het illustreert, misschien zelfs nog meer dan zijn treffende weergave van de Leuvense ramp, de tragedies die het leven van kunstenaar Constantin Meunier en zijn gezin in deze periode overschaduwden. Geen wonder dat het ook vandaag nog tot de verbeelding spreekt: kom het nog tot 2024 met eigen ogen ontdekken in de collectiepresentatie De Tien bij M Leuven.
De overstroming van 1891 was een van de vele rampen die Leuven al had geteisterd, en er zouden nog grotere verwoestingen volgen. Maar net zoals de stad deze donkere periode achter zich liet, vond ook Meunier de weg terug naar het licht. Na de dood van zijn twee zonen was Meunier het (artistieke) noorden kwijt, tot zijn vrouw hem aanspoorde om met klei te gaan werken. En zo geschiedde…