La mer, la mer, toujours recommencée
In 1924 vond in de Brusselse galerie Giroux een eerste retrospectieve tentoonstelling plaats met het werk van Constant Permeke. De tentoonstelling toonde 270 kunstwerken waaronder een groot aantal zeegezichten. In deze eerste marines schilderde Permeke ook nog het strand, de duinen of een golfbreker. Later verdwenen deze elementen en werd het doek helemaal ingenomen door de bewegende watermassa. De zee – soms kalm, soms stormachtig – zag hij als een spiegel van de ziel en als een middel om zijn emoties uit te drukken. Permeke schilderde de zee in al haar gedaanten. Hij schilderde haar veelvuldig en toch altijd anders. Zijn stijl was expressief, met breed uitgestreken dikke verflagen en losse toetsen. Hij gebruikte daarvoor een donker palet met aardetinten bruin, oker en zwart, hier en daar wat vurig rood of helder blauw.
Hij was bijna veertig en had al een opmerkelijk oeuvre bij elkaar geschilderd. Het overlijden van zijn moeder woog zwaar. Vanuit een behoefte aan rust kocht hij een boot die hij De Zeeuw doopte. De boot lag aangemeerd aan de brug van Stalhille langs de Oostendse vaart. Van daaruit voer hij op volle zee en over de kanalen en waterlopen in heel Vlaanderen en Nederland. Zijn lange zwerftochten over het water inspireerden hem bij het schilderen van heel wat marines.
In 1935 schilderde hij voor de Wereldtentoonstelling in Brussel zijn Grote Marine op een gigantisch formaat in slechts 48 uur. Het schilderij prijkte in het Salon van de Visserij, als deel van het Paleis van de Natie, ook wel het Modelstation genoemd. Oscar Jespers verzorgde het voorportaal en George Minne toonde zijn Fontein der Geknielden op de binnenplaats. Nadien werd Grote Marine aangekocht door het Ministerie van Economische Zaken. Permeke had het moeilijk om er afstand van te nemen. Daarom schilderde hij een tweede Grote Marine met gelijke afmetingen, waaraan hij zes maanden werkte. Dat nieuwe werk leverde hij aan overheid. Tot vandaag is het nog steeds spoorloos, net als het wandreliëf van Oscar Jespers.
Zijn boot gaf Permeke uiteindelijk aan zijn oudste zoon Johnnie als huwelijksgeschenk. In 1944 werd al het koperwerk van de boot door de Duitse bezetter weggehaald en werd de boot tot zinken gebracht in de Damse vaart ter hoogte van Oostkerke.
Sinds november 2019 staat de Grote Marine opnieuw in de kijker in het Permekemuseum te Jabbeke. Het heeft een prominente plaats gekregen in het beeldhouwatelier. In dit atelier (en bij uitbreiding de grote beeldentuin rondom het museum) worden regelmatig hedendaagse kunstenaars uitgenodigd om tentoon te stellen. In 2020 laat Rein Dufait (°1990, woont en werkt in Oostende) zich inspireren door Permeke en in het bijzonder door Grote Marine.
Deze duotentoonstelling krijgt als titel ‘Nachtkieren, dwaaltroggen, verfsnedes’. Het zijn woorden die Rein Dufait zelf bedacht en koppelt aan wat er momenteel in zijn atelier gebeurt. Ze roepen veel associaties op en zeggen tegelijkertijd niets. Het zijn ongewone samenstellingen en combinaties die ontstaan vanuit een zoektocht naar beelden. Dufait is geen schilder pur sang zoals Permeke. Hij is evenmin een genrekunstenaar die marines of landschappen creëert. Dufait denkt vanuit de materie om zijn beelden vorm te geven. De zee en het strand zijn daarbij zeer vaak een bron van inspiratie. Hij maakt objecten die de idee van maakbaarheid uitdagen. Aan maakbaarheid kleeft een gevoel van controle. Het suggereert dat je iets doelmatig kunt vormgeven, mits het volgen van een stappenplan. De ideeën die hij uitwerkt, verraden sterk de hand van de kunstenaar en de tijd die nodig is om een sculptuur te laten groeien. Dit kan vrij letterlijk genomen worden, wanneer hij met de hand een tunnel in het strandzand graaft – wie herinnert het zich als kind? – en deze actie vervolgens tot sculptuur verheft door middel van beton.
Grote Marine van Permeke hangt centraal in de tentoonstelling. Dit grote zeegezicht inspireert Rein Dufait om vanuit zijn eigen artistieke praktijk een nieuw beeld te creëren als een tegenhanger in de ruimte. Het wordt evengoed een Grote Marine met exact dezelfde afmetingen als het werk van Permeke. Het werk krijgt een duidelijke planindeling met strand, zee en lucht. Van daaruit onderzoekt hij hoe gestileerde vormen – hij noemt het draaltekeningen of vormelijke overpeinzingen – deel kunnen worden van dat archetype beeld van een zeegezicht.
Tekst: Mieke Mels