Arnt van Kalkar (beeldhouwer), Zes koningen uit een boom van Jesse
Arnt van Kalkar (beeldhouwer), Zes koningen uit een boom van Jesse, omstreeks 1470-1480, collectie Museum Mayer van den Bergh, inv. nr. MMB.0243.5-6
Deze zes figuren stellen koningen voor. Ze zijn erg beweeglijk en levendig, wat wordt benadrukt door de wisselende poses, breed uitzwaaiende armen, hun zwierig gedrapeerde mantels en de banderollen langs hun lichaam. Wellicht stonden op deze banderollen spreuken of een tekst. Sommige koningen zijn getooid met een rijk versierde tulband waarop een kroon rust, anderen dragen de kroon rechtstreeks op het hoofd. De harpspelende figuur is koning David. Aan hun voeteinde bemerken we een boomwortel en resten van loof, wat erop wijst dat ze deel uitmaakten van een beeldengroep die de stamboom van Jesse verbeeldt. De polychromie en het verguldsel geven de eikenhouten figuren een rijkelijk uitzicht.
In Mariaretabels ging er vaak aandacht naar de voorouders van Maria. De evangelist Mattheus had geschreven over de stamboom van Jezus langs moederszijde die volgens hem veertig generaties telde en terugging tot Jesse, stamvader en vader van koning David. In het Oude Testament verwoordde profeet Jesaja het zo: "Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï (Jesse), een telg ontbloeit aan zijn wortels". In de kunstgeschiedenis zie je hem dan ook veelal afgebeeld liggend onderaan de boom. Van daaruit groeien takken waaraan telkens een nakomeling wordt benoemd. Prachtige uitbeeldingen hiervan vinden we in een monumentaal glasraam in de kathedraal van Chartres, en dichter bij huis, in het Mariaretabel in de Sint-Laurentiuskerk (Bocholt) dat wordt toegeschreven aan Colijn de Coter. Dergelijke voorstellingen zijn intense kijkervaringen met veel dynamiek en beweeglijkheid.
Deze zes koningen maakten deel uit van een Boom van Jesse die zich voorheen bevond in de parochiekerk van Kleve in Duitsland. Het werk is toegeschreven aan Meester Arnt van Kalkar (werkzaam 1460-1492). Deze laatgotische beeldensnijder boeit door de buitengewone levendigheid waarop hij onderwerpen in beeld bracht, en zijn veelheid aan onderwerpen met een grote verhaalkracht. Hij was de grondlegger van een belangrijke beeldhouwersschool aan de Neder-Rijn. De groep in de parochiekerk van Kleve bestond uit een aantal koningen en een reliekkast aan de voet van de stamboom. Deze reliekkast verdween tijdens de Tweede Wereldoorlog, terwijl de individuele koningen reeds in de loop van de negentiende eeuw hun weg vonden naar de kunstmarkt. Fritz Mayer van den Bergh kocht er zes bij een Nijmeegse kunsthandelaar in 1897, terwijl één koning terecht kwam in het Rijksmuseum in Amsterdam.
Tekst: Carl De Pauw, directeur Museum Mayer van den Bergh