Een dromerige, jonge vrouw, verzonken in haar eigen gedachten. Ze ondersteunt haar hoofd lichtjes met haar hand en staart voor zich uit, recht naar ons. De merkwaardige, koele lichtval roept een ongemakkelijke sfeer op. De achtergrond is bruin en neutraal, de ruimte kaal. Geen enkel voorwerp of attribuut. Wat een raadselachtige vrouw schilderde Alfred Stevens toch met De Parijse sfinks. Een vrouw die afwijkt van de dames die hij doorgaans schilderde in rijk ingerichte interieurs vol tierlantijnen. Wie is die vrouw? Welke verborgen raadsels draagt ze met zich mee? De titel draagt alleen maar bij tot het mysterie.
Het is een feit: kunstenaars kijken graag naar vrouwen. Vroeger speelden ze vooral een mythologische of historische rol. Stevens stapt hiervan af. Hij portretteerde de eigentijdse vrouw als een verleidelijk voorwerp. Met De Parijse sfinks tovert hij een jonge burgervrouw om tot een geheimzinnige, sensuele verschijning. Een femme fatale.
Brusselaar Alfred Stevens maakte in Parijs furore als schilder van prachtig geklede dames. Hij portretteert ze in charmante genrestukken. Daarin legt hij telkens een vluchtige stemming neer: de weemoed bij een afscheid, de ontroering van een brief, het geruis van een zijden japon. Stuk voor stuk sfeervolle schilderijen vol rijkdom en luxe. ‘De blik van een vrouw bezit meer charme dan het mooiste landschap of zeezicht en meer aantrekkingskracht dan een zonnestraal’. Dat schrijft Stevens in zijn ‘Impressions sur la peinture', een boek met 360 wijsheden over de schilderkunst. Die gedachtegang komt duidelijk tot uiting in De Parijse sfinks.
Alfred Stevens werkte hard. Heel hard. Van sommige schilderijen maakte hij meer dan één versie. Naast de sfinks in het KMSKA zijn er nog minstens twee andere Parijse sfinksen bekend. Één bevindt zich in een Amerikaanse privécollectie. De andere vinden we terug in het Clark Art Institute in Willliamstown, Massachusetts. Zij is als het ware het winterse zusje van de zomerse Antwerpse variant.
Toen de jonge Brusselaar Alfred Stevens zijn schilderdebuut maakte in Parijs, specialiseerde hij zich in realistische, sociaal bewogen kunst. In 1855 schakelde hij over op thema's uit het leven van eigentijdse burgerdames. Hij ontpopte zich als de kroniekschilder van de demi-mondaines: vrouwen die zich door hun welgestelde minnaars lieten onderhouden.
Als societyschilder was hij bijzonder succesvol. Hij verkeerde in de hoogste mondaine en artistieke kringen. De schilder Eugène Delacroix was getuige bij zijn huwelijk. Alexander Dumas fils en Eduard Manet waren goede vrienden. Schrijvers Charles Baudelaire en Gustave Flaubert bezochten regelmatig zijn atelier.
Zijn jongere collega James Ensor was geen bewonderaar. Met bloemrijke minachting verwees hij naar Stevens’ werken als bessensap- en pistachekleurtjes. Hij noemde Stevens aan het eind van diens carrière een ‘kikker die zichzelf zo heeft opgeblazen, dat hij niet anders kan dan ontploffen’.
Raadpleeg de website van het KMSKA voor meer informatie over de collectie van het museum en volg het museum via Facebook, Instagram, LinkedIn en Twitter.