Jules Schmalzigaug schilderde dit bruisende straatgezicht in Den Haag, een ballingsoord voor Belgische families en kunstenaars tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de jaren vóór de oorlog had Schmalzigaug in Parijs, Venetië en Rome de schilderkunstige vernieuwingen van de internationale avant-garde op de voet gevolgd. Het doek synthetiseert zijn picturale vaardigheden als impressionist, futurist en colorist. Het werd enkele maanden voor…
Lees meer
Jules Schmalzigaug schilderde dit bruisende straatgezicht in Den Haag, een ballingsoord voor Belgische families en kunstenaars tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de jaren vóór de oorlog had Schmalzigaug in Parijs, Venetië en Rome de schilderkunstige vernieuwingen van de internationale avant-garde op de voet gevolgd. Het doek synthetiseert zijn picturale vaardigheden als impressionist, futurist en colorist. Het werd enkele maanden voor zijn vroegtijdige overlijden – Schmalzigaug stapte uit het leven – geëxposeerd op de Tentoonstelling van Belgische Kunst in het Stedelijk Museum in Amsterdam (16 december 1916-16 januari 1917).
In Venetië had Schmalzigaug geleerd om de atmosferische kracht en optische vibraties van licht te combineren met de krachtige coloristische dynamiek van het futurisme. Dit tafereel baadt in het licht van de zon die rechtsboven een roterende beweging op gang brengt, een futuristische techniek die de kunstenaar in verschillende composities toepaste. Het licht doorklieft de vormen en creëert een ritme van ‘onwaarschijnlijke coloristische akkoorden’. Het levert een caleidoscopische kijkervaring op. Kenmerkend zijn de scherpe, triangulaire kleurvlakjes – geïnspireerd op de stijl van futurist Gino Severini – en de vrije, pointillistische verftoetsen.
Een energiek coloriet en de lichtwerking waren voor Schmalzigaug de belangrijkste ingrediënten van ‘een nieuwe beweging’ in de schilderkunst. In het contemporaine België beschouwde hij enkel het werk van Ensor als een voorbeeld. Schmalzigaug maakte net als Ensor komaf met het genuanceerde kleurgebruik, de ‘delicate tint’. Kleurpigmenten mengde hij zo weinig mogelijk en de verftoetsen en -streken werden naast elkaar geplaatst om een krachtig optisch spel van kleurschakeringen op doek te brengen.
In Rome werkte Schmalzigaug in 1914 een tijdlang in het atelier van zijn belangrijkste leermeester, Giacomo Balla. Samen onderzochten zij de sensoriële impact van kleuren op suggesties van beweging, en thematiseerden zij de ervaringen van licht door kleur die zuiver picturaal verschijnt. Deze abstracte tendensen liepen parallel met opvattingen over kleuren die werden geassocieerd met muzikale klanken, ‘de heerschappij van de grote optische polyphonie’. Dergelijke artistieke ambities vloeiden voort uit theosofische inzichten die ook terug te vinden zijn in het multidisciplinaire werk van de futurist Luigi Russolo.
In Den Haag deed Schmalzigaug een poging om zijn studie naar kleurgebruik in een manifest te gieten: La Panchromie. Zeg maar: kleur all over. Hij bestudeerde Modern Chromatics. Student’s Textbook of Colour (1879), van de Amerikaanse fysicus Ogden Rood, die parallellen trok tussen optische en akoestische gewaarwordingen en wees op het onderscheid tussen kleurlicht en kleurmaterie. Het heldere gebruik van gekleurde lichtstralen zou een andere visueel effect hebben dan het eerder onzuivere mengen van kleurpigmenten. Schmalzigaug probeerde op doek de waarde van kleurlicht zo veel mogelijk te behouden, door te spelen met het onderscheid tussen zogenaamde licht- en viltkleuren. Deze twee kleurtypes spelen op doek een spel van absorptie en weerkaatsing van licht. Door ze naast elkaar te plaatsen worden optische ritmes van actie en reactie gestimuleerd. Rhythmus van lichtgolvingen: Straat + Zon + Menigte is een illustratief voorbeeld waarin lichtkleuren als oranjerood en geel worden uitgespeeld tegen viltkleuren als olijfgroen, paarsblauw en bruin.
La Panchromie was bij het overlijden van de kunstenaar onaf en bleef ongepubliceerd, waardoor het manifest ook geen navolging kreeg. De relatie tussen klanken en kleuren werd tijdens de oorlogsjaren wel verder verkend door de Russische componist Aleksandr Skrjabin, die voor zijn versie van Prometheus in 1915 in de New Yorkse Carnegie Hall een toetsenbord ontwikkelde dat bij elke gespeelde noot een andere kleur licht de ruimte in kon sturen. Een jaar eerder had Schmalzigaug in een brief aan de Italiaanse futurist Boccioni een ideaalbeeld geschetst van een ‘becijferd systeem van gekleurde vibraties (vergelijkbaar met het muzikale notenschrift) [dat] het mogelijk zal maken de lichtsuggestie te "spelen" op een klavier.’
Lees minder