Dulle Griet
Pieter Bruegel de Oude, Dulle Griet, 1563, collectie Museum Mayer van den Bergh, inv. MMB.0045, foto: KIK-IRPA
Bruegel kreeg volgens Van Mander de bijnaam ‘Pier den Drol’, omwille van zijn voorliefde voor boschiaanse ‘spoockerijen en drollen’. Tot aan het eind van de 19e eeuw weerhoudt dat imago van ‘tweede Bosch’ hem van een plaatsje bij de allergrootste kunstenaars.
Het werk van Bosch bleef na zijn dood populair. Men moet hier dan ook wijzen op het verkoopsucces dat verbonden was met de productie van werken geïnspireerd door Bosch. Waarschijnlijk is dit een mercantiele strategie uitgedokterd door Bruegels belangrijkste uitgever Hieronymus Cock. Het laatste woord over de exacte motieven en de artistieke wisselwerking tussen twee van de grootste kunstenaars uit de Nederlanden is zeker nog niet gezegd.
Bruegel maakt zich de beeldtaal van zijn voorganger eigen en transformeert die tot een heel eigen resultaat. Het gaat om formele en motivische toe-eigening, waarvan de hybride en groteske creaturen het meest in het oog springen. Bruegel maakt verder ook gebruik van aan Bosch verwante complexe narratieve structuren zoals in de tekening De verzoeking van de heilige Antonius of het schilderij Dulle Griet. In beide werken spelen zich simultaan allerlei (knotsgekke) taferelen af.