Hendrick Hondius (I), Portret van Pieter Bruegel
Hendrick Hondius (I), Portret van Pieter Bruegel, 1610, Rijksmuseum, gravure, 201 mm x 123 mm, inv. RP-P-1907-352
CC0

Pieter I Bruegel

Meer over Pieter I Bruegel

Biografie
Meer info

Pieter Bruegel de Oude (ca. 1525/1530-1569) is een Brabantse schilder, tekenaar, etser en prentontwerper. Niettegenstaande zijn vermaardheid als kunstenaar, weten we over de man zelf bijzonder weinig. Het ontbreekt ons aan heel wat feitelijke informatie, zoals zijn precieze geboortejaar, geboorteplaats, gegevens over zijn opleiding en zijn woonplaats tot 1563. Was hij bemiddeld en wat was zijn plaats in de maatschappij? Hoe stond hij in het leven? Het zijn essentiële vragen die onbeantwoord blijven.

Men neemt aan dat Bruegel rond 1525-1530 werd geboren in het Nederlandse Breugel, Breda of mogelijk in Antwerpen, Bree of Brogel. Volgens kunstenaarsbiograaf Karel van Mander (Schilder-Boeck, 1604) gaat Bruegel in de leer bij de veelzijdige hofkunstenaar Pieter Coecke van Aelst (1502-1550), die in Antwerpen de leiding had over een van de belangrijkste ateliers uit de tijd. Van Mander expliciteert dat Bruegels jongste zoon, Jan Brueghel I (1568-1625), onderricht wordt in de miniatuurkunst door Mayken Verhulst, de echtgenote van Pieter Coecke van Aelst. Het is niet ondenkbaar, gegeven zijn talent voor detaillistisch werk, dat ook Bruegel tijdens zijn verblijf in het atelier in deze kunstvorm wordt ingewijd.

In 1551 treedt hij toe tot het Antwerpse Sint-Lucasgilde. Zijn vroegst overgeleverde tekeningen verschijnen kort daarna. Van 1553 tot 1554 (mogelijk al vanaf 1552) is Bruegel aanwezig in Italië, waar hij de restanten van de klassieke oudheid en de renaissance leert kennen. In deze periode ontstaan zijn landschapstekeningen. Vanaf 1555 worden landschappen in prentvorm door uitgever Hieronymus Cock (1518-1570) op de markt gebracht. Tussen 1556 en 1558 ontstaat de prentreeks De zeven hoofdzonden – een mijlpaal in het oeuvre.

Pas vanaf 1557 krijgen we Bruegel als schilder in beeld. Rond 1561 - 1562 ontwerpt de kunstenaar minder prenten en legt hij zich volop toe op de schilderkunst. Bruegel verhuist naar Brussel en is er zeker in 1563 gevestigd. Hij trouwt er datzelfde jaar in de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Kapellekerk met Mayken Coecke (ca. 1545-1578), de dochter van zijn vermoedelijke leermeester Pieter Coecke. Zij krijgen een dochter Maria en twee zonen die op hun beurt succesvolle schilders zullen worden: Pieter Brueghel de Jonge (1564-1638) en Jan Brueghel de Oude. Beiden werden in ruime mate door hun vader beïnvloed. In een korte tijdspanne, tussen 1563 en Bruegels dood in 1569, ontstaan nog minstens 28 schilderijen.

Pieter Bruegel was een scherpzinnig schilder, maar was niet de pictor doctus (of geleerde schilder) die sommigen graag in hem zien. Men neemt wel aan dat hij contacten met humanisten onderhield. In dat verband is er bijvoorbeeld zijn vriendschap met geograaf, kunstkenner en humanist Abraham Ortelius (1527-1598). Bruegels intellectuele achtergrond en voedingsbodem is complex en gelaagd. Inspiratie haalde hij uit de cultuur van het volks- en rederijkerstoneel.

Ironie, zelfspot en (visuele) humor zijn bepalend voor zijn beeldcultuur. Hier speelt ook de christelijke erfenis en de humanistische moraliteit. Vanuit de traditie van de allegorieën stelt Bruegel menselijke gebreken aan de kaak. We zien de onmiskenbare invloed van Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516) die de gevolgen van zonde en zotheid hekelde. Ludovico Guicciardini noemde Bruegel in 1567 een tweede Bosch. Ook Giorgio Vasari, Domenicus Lampsonius en Karel van Mander herhaalden deze stelling. Bruegel kreeg volgens Van Mander de bijnaam ‘Pier den Drol’, omwille van zijn voorliefde voor boschiaanse ‘spoockerijen en drollen’. Tot aan het eind van de 19e eeuw weerhield dat imago van ‘tweede Bosch’ hem van een plaatsje bij de allergrootste kunstenaars.

Bruegels receptie was eeuwenlang gestoeld op de kennis van zijn grafiek, want zijn schilderijen bleven lange tijd in de anonimiteit van privécollecties. Daarna volgde een tendens tot nationalistische recuperatie: Bruegel als Vlaamse boerenschilder. Het beeld van Bruegel als ‘pure’ Vlaamse schilder is incorrect. Men kan alleen al verwijzen naar motieven en beeldtypes van boeren- en kermistaferelen die uit de Duitse prentkunst kwamen overwaaien. Met name Barthel en Sebald Beham, Hans Weiditz en Jacob Binck waren in dat opzicht belangrijk. Daarenboven overdrijft men schromelijk wanneer men hem naar de woorden van Van Mander Boerenbruegel noemt. Er zijn per slot van rekening slechts enkele iconische boerentaferelen bekend. In Bruegels overgeleverde schilderijen komt trouwens meer religieuze verhaalstof voor dan boerenthematiek.

Daarmee samenhangend is zijn antirenaissancistisch imago niet gefundeerd. De Venetiaanse schilderkunst was bepalend voor zijn landschapskunst, een genre waarin hij uitblonk en waarmee hij invloedrijk was. Daarenboven waren onder anderen Michelangelo (1475-1564), Rafaël (1483-1520) en Giulio Romano (1499-1546) rechtstreeks of onrechtstreeks via het werk van Nederlandse kunstenaars belangrijk voor de grotere monumentaliteit in Bruegels figuurtypes naar het einde van zijn loopbaan.

De echte toedracht van een substantieel aantal werken is nog niet bevredigend uitgelegd. Sommige kunsthistorici benadrukken al te eenzijdig de verholen politieke, religieuze en sociale kritiek in Bruegels werken. Men moet daarbij bedenken dat zijn opdrachtgevers niet zelden uit de bestuurlijke en financiële elite afkomstig waren. Echt aanwijsbare kritiek beperkt zich tot enkele werken die voor de vrije markt bedoeld waren.

Tot zijn opdrachtgevers behoorde Nicolaes Jonghelinck, een Antwerpse koopman en kunstverzamelaar. Op een gegeven moment bezat Jonghelinck zestien schilderijen van Bruegel, waaronder De toren van Babel (Wenen of Rotterdam), de Kruisdraging (vermoedelijk Wenen) en de schilderijenserie De Twaalf Maanden. Verder kennen we als opdrachtgevers ook de Antwerpse muntmeester Jean Noirot (had vijf Bruegels in zijn bezit), de humanist en geograaf Abraham Ortelius, die de grisaille de Dood van Maria bezat en kardinaal Antoine Perrenot Granvelle, aartsbisschop van Mechelen en adviseur van het hof in Brussel.

Pieter Bruegel was bijzonder vindingrijk, zowel vormelijk als inhoudelijk. Zijn visuele bronnen zijn divers en talrijk, maar werden nooit clichématig verwerkt. De invloedrijke Bruegel was een schrandere observator van de condition humaine, die hij geheel persoonlijk verwerkte met zijn onnavolgbare technische capaciteiten. De mens, zijn handelingen en de hem omringende weide wereld vormen de essentie van Bruegels kunst.

Circa 1525 - 1530?

Pieter Bruegel I wordt waarschijnlijk in deze periode geboren in het Nederlandse Breugel, Breda of mogelijk in Antwerpen, Bree of Brogel.

Circa 1545 - 1550

Bruegel is in deze periode mogelijk leerling bij Pieter Coecke van Aelst (1502 - 1550) en wordt mogelijk opgeleid als miniatuurschilder door Mayken Verhulst, die getrouwd was met Pieter Coecke van Aelst.

1551


Bruegel wordt ingeschreven in het Antwerpse Sint-Lucasgilde.

1552


Bruegels vroegst gedateerde en bewaard gebleven tekeningen stammen uit dit jaar.

Hij werkt samen met Peeter Baltens (1527/1528 – 1584) aan een verloren gegaan altaarstuk voor de kapel van het handschoenmakersgilde in de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen. Naar verluidt beperkte de inbreng van Bruegel zich tot de grisailles op de luiken, met de beeltenissen van de Heiligen Gummarus en Rombout.

1553 - 1554


Bruegel bevindt zich in Italië. Mogelijk was hij al in 1552 ter plaatse. Het uit de eerste hand kunnen ontdekken van de kunst uit de klassiek Oudheid en de verworvenheden van de Italiaanse renaissance stonden hoog op het verlanglijstje van kunstenaars uit het noorden. Het is mogelijk dat de kunstenaar werd vergezeld door de schilder Maerten de Vos (1532 – 1603) en de beeldhouwer Jacques Jonghelinck (1530 – 1606), de broer van zijn eerste mecenas Nicolaes Jonghelinck.

Bruegel reisde waarschijnlijk via Zuid-Frankrijk over de Alpen en bereikte zo goed als zeker Calabrië, de punt van de laars van Italië. De tekening Gezicht op Reggio di Calabria, die van latere datum (ca. 1560) is en als voorstudie voor een prent gediend heeft, moet wel aan de hand gemaakt zijn van schetsen die hij ter plaatse maakte.

1553 - 1554


Bruegel bevindt zich hoogstwaarschijnlijk in Rome. Hij heeft er contact met de miniaturist Giulio Clovio (1498 – 1578).

Circa 20 landschapstekeningen die tijdens zijn Italiëreis ontstonden zijn bewaard gebleven.

1555


Bruegel is terug in Antwerpen en werkt intensief samen met kunstenaar en prentuitgever Hieronymus Cock (1518 – 1570). Mogelijk hadden ze al net voor Bruegels Italiëreis contact.

Een eerste reeks prenten met landschappen wordt in Antwerpen gecommercialiseerd.

1555 - 1565


Cock lanceert de zogenaamde ‘grote landschappen’, een monumentale reeks van twaalf berglandschappen (een combinatie van ets en gravure), waarvan twee mogelijk niet naar ontwerp van Bruegel. Bruegel ontwerpt de reeks (met o.a. Gezicht op de Tiber bij Tivoli) en Joannes en Lucas van Doetecum verzorgen de grafiek. Op dit moment signeert de kunstenaar nog met ‘brueghel’. Iets later zal hij ondertekenen met ‘bruegel’. De reeks vestigt Bruegel als prentontwerper en landschapskunstenaar.

1556


Bruegel maakt de meesterlijke tekening Grote vissen eten kleine vissen. Het aloude gezegde wordt in 1557 gegraveerd door Pieter van der Heyden (ca. 1530 – na 1572) en uitgegeven door Hieronymus Cock.

1556 - 1558


De kunstenaar tekent de zeven voorbereidende tekeningen voor de prentreeks De zeven hoofdzonden. Vervolgens worden de tekeningen door Pieter van der Heyden gegraveerd. De serie is een van de zwaartepunten van het overgeleverde oeuvre van Bruegel. Een pendant wordt gevormd door de iets jongere serie De zeven deugden (1559 - 1560). De serie wordt ook in verband gebracht met Het Laatste Oordeel (tekening en gravure) uit 1558.

1557


In dit jaar ontstaan Bruegels vroegst gedateerde en bewaard gebleven schilderijen.

1558


Bruegel tekent de allegorie Elck, een complexe en veelgelaagde commentaar op de vruchteloze zoektocht van de mens op religieus, intellectueel en materieel vlak. Waarschijnlijk graveert Pieter van der Heyden in datzelfde jaar de compositie die wordt uitgegeven door Hieronymus Cock.

In dit jaar ontstaat ook de tekening De alchemist, die door Philips Galle (1537 – 1612) gegraveerd wordt voor Hieronymus Cock. (Kupferstichkabinett, Staatliche Museen, Berlijn)

Bruegel schildert De twaalf spreuken, bestaande uit twaalf borden die later op paneel gemonteerd werden. (Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen)

1559


Bruegel creëert de schilderij De spreekwoorden. (Gemäldegalerie, Staatliche Museen, Berlijn)

1559 - 1560


De reeks De zeven deugden ontstaat in deze periode. (gegraveerd door Philips Galle, uitgegeven door Hieronymus Cock)

1560


Innoverend qua thematiek is De kinderspelen. (Kunsthistorisches Museum, Wenen)

In 1560 waagt Bruegel zich eenmalig aan een eigenhandige ets: De hazenjacht. De voortekening is bewaard gebleven. (Institut Néerlandais, Collection Frits Lugt, Parijs)

1561 - 1562


Vanaf deze tijd produceert Bruegel minder prentontwerpen. Hij concentreert zich op zijn schilderloopbaan. In 1561 schildert Bruegel de Dulle Griet. (Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen)

1562


Het kleine olieverfpaneel De zelfmoord van Saul tijdens de slag tegen de Filistijnen op de Gilboa ontstaat. (Kunsthistorisches Museum, Wenen) Bruegel modelleert landschap en figuren met kleur en licht.

Het wervelende De aartsengel Michaël in gevecht met de apocalyptische draak ontstaat. (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

1562?


Pieter Bruegel verhuist naar Brussel. Het staat vast dat hij in 1563 in Brussel is gevestigd. De triomf van de dood is Bruegels somberste werk. Eerder ongewoon is het ontbreken van enige hoop op redding in het hiernamaals. (Museo Nacional del Prado, Madrid)

In de literatuur wordt gewezen op stilistische en fysieke verwantschap (afmetingen) met De aartsengel Michaël in gevecht met de apocalyptische draak en de Dulle Griet.

1563


Pieter Bruegel trouwt in de Brusselse Kapellekerk met Mayken Coecke, de dochter van zijn leermeester Pieter Coecke van Aelst.

1563 - 1568


Uit deze periode, tot net aan zijn dood in 1568, zijn nog 29 schilderijen overgeleverd.

1563 - 1564


Pieter Brueghel de Jonge (1564-1638) wordt geboren. Het paneel met De aanbidding door de koningen uit de collectie van de National Gallery (Londen) wordt in dit jaar vervaardigd. Opvallend voor deze periode zijn de monumentale figuren en het lage gezichtspunt, waardoor de toeschouwer bij het tafereel betrokken wordt.

In 1564 schildert Bruegel I De Kruisdraging (Kunsthistorisches Museum, Wenen). Het betreft het op een na grootste overgeleverde schilderij en herbergt meer dan 150 figuren. Bruegels eerste mecenas, Nicolaes Jonghelinck, had het in 1566 in zijn bezit.

1565


De twaalf maanden
(reeks van waarschijnlijk zes panelen, waarvan er vijf overgeleverd werden) worden opgeleverd. De panelen worden vaak beschouwd als het hoogtepunt in Bruegels oeuvre. De Antwerpse koopman en kunstverzamelaar Nicolaes Jonghelinck bestelt de serie. Het binnenhalen van het hooi bevindt zich in de Collectie Roudnice Lobkowicz in Nelahozeves (Tsjechië). De oogst maakt deel uit van de collectie van het Metropolitan Museum of Art in New York. De drie andere panelen, De terugkeer van de kudde, Jagers in de sneeuw en De sombere dag behoren tot de collectie van het Kunsthistorisches Museum in Wenen.

1566


In 1566 wordt Marie geboren, de dochter van Pieter Bruegel de Oude.

1567


Ludovico Guicciardini (1521 – 1589) noemt Bruegel een ‘tweede Jheronimus Bosch’ in zijn boek Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore.

1568


Jan Brueghel de Oude (1568-1625) wordt geboren.

De nestrover
ontstaat (Wenen, Kunsthistorisches Museum).

Kunstenaarsbiograaf Giorgio Vasari (1511 - 1574) steekt de loftrompet over Bruegel in zijn Le Vite de’ più eccellenti pittori, scultori e architettori.

1569


Pieter Bruegel sterft in Brussel. Zijn zoon Jan Brueghel de Oude maakt voor de Kapellekerk, waar zijn vader begraven werd, een gedenkplaat, die getooid wordt met een schilderij van Peter Paul Rubens (1577-1640). Later wordt het schilderij (Christus overhandigt de sleutels aan Petrus) verkocht en vervangen door een kopie.

1574

Abraham Ortelius (1527 – 1598) neemt een lofdicht op ter attentie van de overleden schilder in zijn Liber Amicorum. Hij noemt Bruegel de volmaaktste schilder van zijn tijd.

1578


Bruegels vrouw Mayken Coecke sterft.

1676

David Teniers II (1610 – 1690) vernieuwt de gedenksteen voor Pieter Bruegel de Oude. De gedenksteen bevindt zich nog altijd in de Kapellekerk in Brussel.

Lees meer
Lees minder
RKD https://rkd.nl/explore/artists/13292
Wikidata https://www.wikidata.org/wiki/Q43270
VIAF https://viaf.org/viaf/95761864

Werken van Pieter I Bruegel

Vlaamse Kunstcollectie - NL

Your browser doesn't meet the minimum requirements to view this website. The browsers below are compatible. If you do not have one of these browsers, click on the icon to download the preferred browser.