Henry Van de Velde, die in Duitsland door het Bauhaus werd geëerd als een pionier van het modernisme in de bouwkunst en de toegepaste kunsten, studeerde aanvankelijk schilderkunst aan de academie van Antwerpen (1881-1883). Hij trok vervolgens naar Parijs en hoopte daar lessen te kunnen volgen bij een van de belangrijkste kunstenaars van dat ogenblik, de naturalist Bastien-Lepage. Maar in…
Lees meer
Henry Van de Velde, die in Duitsland door het Bauhaus werd geëerd als een pionier van het modernisme in de bouwkunst en de toegepaste kunsten, studeerde aanvankelijk schilderkunst aan de academie van Antwerpen (1881-1883). Hij trok vervolgens naar Parijs en hoopte daar lessen te kunnen volgen bij een van de belangrijkste kunstenaars van dat ogenblik, de naturalist Bastien-Lepage. Maar in Parijs belandde hij in het atelier van de belangrijkste portretschilder van die jaren, Carolus-Duran. Die adviseerde hem om bij de kunsthandelaar Durand-Ruel de schilderijen van Manet en de impressionisten Renoir en Monet te gaan bekijken. Van de Velde zelf bewonderde bovenal het werk en de levenswijze van Millet.
Wanneer hij in 1886 terugkeerde naar Antwerpen, sloot hij vriendschap met enkele vooruitstrevende collega’s, Emile Claus en de oudere Adrien-Joseph Heymans. In hun gezelschap ontdekte hij het Kempische dorpje Wechelderzande, een van de vele relatief makkelijk bereikbare plekken waar kunstenaars en wat later ook de stedelijke burgerij de pretentieloze schoonheid van het platteland en de authenticiteit van de plaatselijke bewoners zochten en vonden.
De schilderijen die Van de Velde aan het begin van zijn carrière maakte, zoals dit, verraden zijn bewondering voor de iconografie van Millet. Net als hij wilde Van de Velde boeren en eenvoudige volksmensen een waardigheid verlenen die doorgaans werd voorbehouden voor heiligen en historische helden. Stilistisch heeft De wasvrouw evenwel niets te maken met de kunst van Millet. Je ziet aan het schilderij, in het bijzonder aan de penseelstreken en de weergave van het licht, dat Van de Velde het werk van Manet grondig had bekeken.
Heymans lachte een beetje met de jonge Henry, hij vond hem een ‘paysan de luxe’. Maar hij stelde aan zijn Brusselse vrienden Emile Verhaeren en Théo Van Rysselberghe toch voor om eens naar het werk van zijn jonge vriend, een echte kunstenaarsziel en een jonge van goede komaf, te komen kijken. Van Rysselberghe was niet geweldig onder de indruk, maar het feit dat het Antwerpse artistieke establishment Van de Velde niet lustte, was wel een aanbeveling om hem uit te nodigen voor een tentoonstelling bij Les XX.
Lees minder