Jef Verheyen werkt tijdens de jaren 1956 - 1978 als één van de laatste ‘modernistische’ schilders van de 20e eeuw. In zijn kunstwerken dialogeren natuur en kleur met elkaar. In zijn streven naar ascese (kleur en vorm) gaat hij op zoek naar de absolute totaalervaring van licht en kleur. Dit thema onderzoekt Verheyen, onderlegd in de wijsgerige filosofie, niet enkel plastisch, maar ook literair. Hij schrijft lyrische, vaak poëtische beschouwingen. De ‘extase’ en het ‘essentialisme’ zijn de belangrijke hoekstenen waarrond Verheyen zijn plastisch en literair oeuvre opbouwt. In 1959 publiceert hij zijn manifest Essentialisme in Het Kahier. Zijn uitgesproken eigenwijs karakter plaatst hem binnen de Antwerpse kunstscène buitenspel en zijn kunstwerken worden in Vlaanderen niet goed onthaald. Verwante geesten vindt hij in het buitenland, in de Zero-beweging: Lucio Fontana (1899 – 1968), Piero Manzoni (1933 – 1963), Yves Klein (1928 – 1962), Günter Uecker (1930), e.a. Hij neemt deel aan diverse (inter)nationale (groeps)tentoonstellingen, zoals Monochrome Malerei in Leverkusen (1960).
Verheyen wordt opgeleid aan de Antwerpse Academie en het NHISKA (1947-52). In 1953 verhuist hij naar het Franse Vallauris en legt er zich toe op keramiek. Vanaf 1957 maakt hij abstracte schilderijen, waarmee hij zich afzet tegen de materieschilderkunst. In 1958 wordt Verheyen lid van G58, maar richt in 1960 in een reactie tegen de Belgische lyrische abstractie samen met Englebert Van Anderlecht, Paul De Vree e.a. De Nieuwe Vlaamse School op die niet veel later ontbonden wordt. Hij voelt zich verwant met de Zero-beweging (1961-1965) en hun gemeenschappelijk geloof in de verbondenheid met de vier elementen en fascinatie voor Gulden Snede, waarbij een goddelijk universeel principe zich via een formule zou openbaren..
Verheyen voelt zich in zijn eerste ‘labyrintisch-geometrische’ periode, gekenmerkt door experimenten met gouden, zilveren en zwarte vlakken, aangesproken door Paul Klee’s (1879 – 1940) visie op de uitbeelding van zwart. In het cruciale jaar 1958 bedenkt Verheyen het concept van zijn manifest Essentialisme, dat in 1959 gepubliceerd wordt in Het Kahier. Het markeert de overgang naar de monochrome kleur, waarbij hij bij zijn eerste experimenten de ruimte suggereert met donkerblauwe, -grijze en -bruine vlakken. De ontmoeting met Lucio Fontana in 1957 is cruciaal voor Verheyen. Naast een collega-kunstenaar (ze maken samen onder andere De Droom van Möbius (1962)) is hij ook een belangrijke medestander en ondersteuner van zijn essentialistische visie. Fontana helpt hem ook een netwerk uit te bouwen in Milaan.
In 1962 onderzoekt Verheyen in zijn reeks Zonnebogen het kleureffect dat voortkomt uit de samenvloeiing van regendruppels en lichtstralen (‘irisatie’ noemt hij het). In zijn reeks Lichtkathedralen (1967) combineert hij dit kleurexperiment met het principe van de Gulden Snede en de kathedraal van de Dom van Milaan. Het is een concrete uiting van zijn levenslange fascinatie voor geometrische structuren. Deze reeks is een triomf van de harmonie van kleur en structuur. Het is het resultaat van de zoektocht naar de irisatietechniek die hij sinds het verlaten van zijn eerste gouden, zilveren en zwarte doeken ondernomen heeft. In het begin van de jaren ’70 onderzoekt Verheyen in zijn reeks Eon (de term staat voor tijdeloosheid) het licht op intense wijze.
Verheyens monochrome kunstwerken worden vandaag tot de canon van de Belgische abstracte kunst gerekend, nochtans is hij binnen de Belgische kunstscène op veel weerstand gebotst. Dat is niet enkel toe te schrijven aan zijn eigenwijze, compromisloze karakter, maar ook aan zijn stugge vasthouden aan de klassieke schildertechnieken en de creatie van zijn “naar het abstracte, het immateriële, het absolute neigende en hunkerende kunst.” In die zin eist Verheyen een hoogst aparte plaats op binnen de laatste fase van het modernisme.
1932
Jef Verheyen wordt geboren in Itegem op 6 juli 1932. Zijn vader is huisschilder. Zijn moeder is bediende in een schilderswinkel. Verheyen wordt geboren met een oogziekte.
Hij leert tekenen en boetseren naar model, etsen, glasramen schilderen. Bij Olivier Strebelle (1927) volgt hij de cursus keramiek en ontmoet hij Dani Franque, zijn toekomstige echtgenote.
1946 - 1954
Verheyen leert schilderen bij Jan Frans Ross (1883 – 1968) in Lier, gespecialiseerd in het schilderen van het kerkelijk interieur van de kerk van Lier.
Hij studeert daarna tot 1954 aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen en het NHISKA.
Is vanaf 1950, samen met onder anderen Jan Christiaens (1929 – 2009), Fernand Auwera (1929 – 2015), Hugo Raes (1929 – 2013) en Frans Buyens (1924 – 2004) lid van de groep De nevelvlek. Hun activiteiten zijn gericht op voordrachten en toneelopvoeringen.
1953 - 54
Vertrekt in 1953 met Dani Franque naar Vallauris (Frankrijk), waar ze zich toeleggen op de creatie en restauratie van keramiek. Verheyen verdient zijn brood met het plukken van druiven. Ze reizen over Spanje terug naar Antwerpen, waar ze, zonder veel financiële slagkracht, een atelier voor keramiek openen in de Rubensstraat 14.
1956
Maakt zijn eerste doeken op 24-jarige leeftijd.
Huwt met Dani Franque.
1958
Hij komt in dit cruciale jaar tot de eerste formuleringen van zijn concept omtrent het ‘Essentialisme’.
Stelt in augustus tentoon met Paul Bervoets (1931 – 2002), Vic Estercam (1920 – 1994) en Walter Van Ermen (1932 – 2002). Hij exposeert een monochroom wit schilderij, waarvan de werking niet alleen aan de kleur ontleend wordt, maar ook aan het reliëf van de verf. Kort hierna verlaat hij dit reliëfmatig aspect.
Na een ontmoeting met Lucio Fontana in Antwerpen creëert Verheyen zijn eerste reeks witte schilderijen op hout, vezelplaat en jute of doek. Het jaar daarop trekt hij met zijn eerste essentialistische (vlakke) doeken met de trein naar Milaan. Hij ontmoet er Fontana in de Galleria Pater.
In november 1958 schrijft hij zijn eerste manifest met daarin de fundamenten van zijn oeuvre. Men ziet de invloed van Piero Manzoni, die met zijn ‘achrome’ doeken, net als Verheyen, dweept met de idee van oneindigheid.
1959
Publicatie van de tekst Essentialisme in Het Kahier.
De kunstenaar krijgt de prijs van Zwitserland voor abstracte schilderkunst.
1960
Verheyen breekt met de groep G58 en richt zijn eigen kunstbeweging op: De Nieuwe Vlaamse School. In oktober 1960 heeft de vernissage plaats.
In 1960 maakt Verheyen in opdracht van de Parijse galeriste Iris Clert een portret van haar. Het portret is ‘opgezet in nat aandoend goud’.
Publiceert Pour une peinture non plastique waarin hij eigen teksten en citaten van wijsgeren bundelt.
1961
De groep De Nieuwe Vlaamse School neemt deel aan de tentoonstelling Forum 61 in Gent.
1962
De groep neemt deel aan Forum 62 in Gent.
De eerste Zonnebogen ontstaan.
Schrijft VAN A=A TOT PANTA RHEI, dat aansluiting vindt bij Fontana’s Manifiesto Blanco.
Deelname aan de tentoonstellingen Monochrome Malerei in Leverkusen en aan Zero in Amsterdam.
Fontana en Verheyen maken in de villa van Lucien Bogaerts (Knokke) samen De Droom van Möbius. De productie wordt gefilmd door de openbare omroep.
1963
Creëert in samenwerking met Fontana en Hermann Goepfert (1926 – 1982). Het kunstwerk wordt in Berlijn tentoongesteld door Rochus Kowallek.
1964
De Nieuwe Vlaamse School wordt ontbonden.
De collectieve installatie van Fontana en Verheyen (Hommage à Fontana) wordt getoond op de Documenta van Kassel.
Een schilderij van Verheyen wordt door Hans Mayer opgenomen in Zero-Raum. Zero-Raum wordt aangekocht door de familie Koch, die haar in bruikleen schenkt aan het Kunstmuseum van Düsseldorf. Na aparte verkoop van de werken maakt het museum in 1965 een reconstructie in een nieuwe Zero-kamer.
1965
Schrijft Bij een kleurtest waarin hij aan de ervaring van de kleur een aantal waarden toekent.
1967
Tentoonstelling Lichtkathedralen in galerie Carrefour in Brussel.
Neemt deel aan de Biënnale van Sao Paolo.
Begin van de jaren 70
Financiële voorspoed dankzij deelname aan tentoonstellingen in Duitsland en Zwitserland. Er is interesse door Baron Jacques von Hoerde (Antwerp Gallery) en de nieuwe galerie Multi Art.
Wordt ter ere van zijn veertigste verjaardag gehonoreerd met een groot boek, uitgegeven door een Antwerpse galerie. Het boek bevat een kleurenfoto van een verlaten mistige weide in Itegem. Vijf jaar eerder voerde Verheyen er samen met Günter Uecker een aantal ingrepen uit. Ze installeren er ramen om de lucht en het landschap met meer precisie te kunnen bewonderen en beschilderingen (’bespijkeringen’) van de overgangen tussen de velden.
Start solotentoonstelling bij Iris Clert onder de titel Panchromies. Het novembernummer 1970 van haar tijdschrift iris.time wordt aan hem gewijd.
Neemt deel aan Biënnale van Venetië met tien werken in het Belgisch paviljoen.
Realisatie van Hommage aan Monet, later Hommage aan Monet/Mondriaan. Het gat om een reeks doeken van 97 bij 97 cm, elk onderverdeeld in kwadraten.
Deelname aan de tweede editie van De individualisten van Iris Clert in de galerie De Zwarte Panter.
Verheyen lanceert de term ‘Eon’: een gnostische term voor tijdeloosheid. De reeks Eon noemt men ook Laser.
1973
Ryszard Stanislawski nodigt Verheyen uit voor een eenmanstentoonstelling in het Museum Sztuki in het Poolse Lodz.
1974
De kunstenaar stelt tentoon bij Marcel Stal, in diens galerie Carrefour in Brussel. De catalogus draagt het opschrift 9 tableaux. In de tekst wordt het thema van het Vlaams bewustzijn opnieuw opgehaald.
1975
Tentoonstelling Lux est lex in de abdij van Frigolet.
1978
Ervaart een keerpunt. Zijn voorstellingen behoren nu tot een andere zone van het bewustzijn.
1984
Jef Verheyen overlijdt op 52-jarige leeftijd aan een hartaanval tijdens een judotraining in Apt (Vaucluse, Frankrijk).
Tekst: Sergio Servellón