Boslandschap met uitzicht op zee
Pieter Bruegel de Oude, Boslandschap met uitzicht op zee, 1554, collectie Fogg Museum, inv. 1999.132
Bruegel maakt in de eerste helft van zijn carrière van de overweldigende natuur het onderwerp van verschillende tekeningen. Uitgestrekte dalen, ontzagwekkende bergtoppen met hier en daar de aanwezigheid van de mens, verzinnebeeld door dorpen of piepkleine reizigers. Grazend of voorbijtrekkend vee, hazen, herten, gemzen, beren, (uitgehongerde) jachthonden, overvliegende vogels en opmerkzame eksters zijn subtiele toevoegingen.
Doorheen zijn hele oeuvre spelen bomen een opgemerkte rol: van knoestige, verweerde eiken tot ranke naaldbomen. Vaak fungeren ze aan de zijkant als repoussoir, als middel om de blik van de kunstliefhebber de diepte in te leiden. Bruegel is ook een meester in het weergeven van vegetatie. Zie in dat opzicht het ingenieus opgebouwde De ekster op de galg. (Hessisches Landesmuseum, Darmstadt) Zijn impressie van De twaalf maanden (1565) is meesterlijk. Elk schilderij ademt het (weerkundig) karakter van het desbetreffend seizoen en de invloed ervan op de existentie van de mens.
Dieren spelen hoogst zelden een hoofdrol in de werken van Bruegel. Twee uitzonderingen zijn de pentekening Bosgezicht met beren (ca. 1554) en het kleine paneel Twee aapjes (1562). Het is gissen naar de ware toedracht van de werken. In het eerste zijn beren doende, ze spelen en foerageren. De twee geketende aapjes tonen Bruegels capaciteiten als portrettist van dieren.