Hij organiseert zelfs het lobbywerk om het te laten opvoeren, met of zonder toneel. Muziek en theater lopen als rode draden doorheen zijn beeldend oeuvre. We zien onder andere fantastische muzikanten, decorschilderijen en fanfares. Daarnaast inspireert zijn werk componisten. (2) In La Boutique de Grognelet treedt Ensor buiten zijn comfortzone. Hij wordt in plaats van regisseur op doek, theatermaker in de praktijk.
La Gamme d'Amour - Flirt des Marionettes is een 'ballet pantomime' dat bestaat uit 2 bedrijven en 26 scènes. Het werd voltooid in 1911 - 1912 rondom 6 pianowerken die dateren van 1906 - 1911. In de periode van 1910 tot 1912 kregen de personages, decors en kostuums vorm in talrijke tekeningen. De meeste van deze tekeningen werden gepubliceerd en gebundeld in het lithografisch album La Gamme d'Amour (1929). (3) De schilderijen van de decorontwerpen werden in 1912 voltooid. Dit essay focust op het decorschilderij van het eerste bedrijf: La Boutique de Grognelet. Het vormt een pendant met La Place Publique (Afb. 6), decorschilderij voor het tweede bedrijf. Beide werken delen een narratief karakter en een elementaire voorstellingswijze. De decorschilderijen zijn een grafische weergave van het libretto en vormen zo een soort handleiding van het verhaal. Wij kunnen het verhaalverloop niet kleurrijker en bevattelijker resumeren dan Karel Van de Woestijne in een krantenartikel uit 1922.
"De ‘Gamme d'Amour' is anders het eenvoudigste ding der wereld, als men het naar zijn scenario beoordeelt. Grognelet en Brutonne houden samen een speelgoedwinkel open, - een winkel ongeveer zooals Ensor er een van zijne ouders heeft geërfd, een winkel vol vreemde geheimzinnigheid, ‘bariolé de couleurs vives et tendres'. Heel kenschetsend: ‘deux chaises meublent La Boutique'. Bij Ensor is er nog slechts ééne, die ver versleten is.... Miamia helpt hare ouders, - Miamia waar Ensor heel veel van schijnt te houden. Met de winkeljuffers stalt ze maskers uit: het moet carnaval worden, - zooals altijd bij Ensor. Maar daar komt een wreed man met een enormen neus, en die stuurt alles in de war. Miamia beweegt hem tot den aftocht. Het belet niet dat hare ouders Grognelet en Brutonne, haar laaghartig mishandelen. Het wordt veel erger nog als aan het uitstalraam eene klagelijke bedelares verschijnt die een ziekelijk kind draagt - op Ensor's decor een zéér schoone Lieve Vrouw-verschijning, - het kind smeekt om een pop, die Miamia medelijdend weggeeft. Miamia krijgt van hare ouders slagen; tot daar zure carnavalmuziek weerklinkt: het is Fifrelin, de vrijer van Miamia, die met zijne vrienden het volksfeest inluidt. Miamia vertelt hem haar verdriet; Fifrelin troost haar, en er wordt afspraak gemaakt voor 's avonds. Als het uur der samenkomst genaderd is, komen echter Grognelet en Brutonne weer dreigend tusschen-beiden. Fifrelin is een lafaard: hij vlucht. Doch Miamia vlucht hem na... Nu beklagen de oudjes zich bitter hun gedrag. De poppen, in laden geborgen, komen ze trouwens schrik aanjagen, zoodat ze in onmacht vallen. De poppen bergen ze in eene groote doos, en bij eene doodmarsch gaan zij ze op de toonbank plaatsen als op een katafalk. - Doch Fifrelin en Miamia komen terug, hooren de klachten en zuchten der ouders, verlossen ze. Met natuurlijk gevolg der vergiffenis en des zegens. De verloving heeft onmiddellijk plaats, bij alle mogelijke carnavaljool. Grognelet et Brutonne félicitent les futurs époux et l'orchestre entonne une dernière fois la tendre gamme d'amour." (K. Van de Woestijne, 1922: 435-436)
La Boutique de Grognelet is het decor voor de eerste 20 van 26 scènes en is naar kleur en inhoud soberder dan het tweede decor. Het schilderij toont het libretto tot en met scène V (Bijlage 2). We zien een duidelijk afgebakende scène die centraal volgens het concept van een traditioneel kijkkast decor, in vogelperspectief wordt afgebeeld. Enerzijds is dit voor een beginnend theatermaker als Ensor de meest voor de hand liggende keuze, anderzijds leent de ruimte van een winkel zich ideaal voor dit concept.
In de winkel worden maskers, ledenpoppen en marionetten verkocht. De ruimte is ingericht met stijlelementen die het midden houden tussen art nouveau en fantasie. We zien glas-in-loodramen, vegetale decoratieve motieven, gestileerde friezen en sgrafitto muurtekeningen. De overheersende kleuren zijn groen en geel, in dunne lagen aangebracht. (5) De personages en de uitgestalde koopwaren zijn overwegend afgebeeld in een voor Ensor typisch wit, omlijnd met rozerood. De ruimte is symmetrisch: la petite porte bevindt zich recht tegenover la grande porte en de ingebouwde etalagekasten van de rechterzijde zijn het spiegelbeeld van die van de linkerzijde. Het oog van de toeschouwer wordt via de linker- en rechterwand en via de prominente toonbank naar het venster op het achterplan geleid. Hier is van alles gaande: de figuur-met-de-lange-neus veegt koopwaar van de toonbank waardoor de vloer van de winkel bezaaid ligt met marionetten, poppen, verkleedkledij en maskers. Het personage van de Bedelares met het kind op de arm (Afb. 2), die veel gelijkenis vertoont met de maagd Maria, staat achter het middelste etalageraam. Daarboven zien we een rosetvenster met aan weerszijden kluchtige sgraffitomotieven: een figuurtje dat met de duim aan de neus het kindse spottend gebaar van un pied de nez maakt en een beestenpop waarin een acteur verstrengeld zit. (6)
Op het voorplan staan drie van de vier hoofdrolspelers: van links naar rechts Grognelet, Brutonne en Miamia. Fifrelin, de toekomstige bruidegom van Miamia, speelt hier reeds een rol maar wordt pas in het tweede decorontwerp afgebeeld.
In het verhaal van La Gamme d'Amour overwint de jeugdige liefde van Fifrelin en Miamia het starre ouderlijke gezag van Brutonne en Grognelet. Grognelet dirigeert vanop zijn stoel, met een gedraaide wandelstok in de hand, het reilen en zeilen in de winkel. Brutonne berispt met kijvende vinger haar dochter die snikkend de pop toont die ze wil geven aan het kind van de Bedelares. In de tekeningen van de kostuumontwerpen worden de personages afzonderlijk of in kleine groepjes weergegeven. In La Boutique de Grognelet zien we zowel de Bedelares, Grognelet als Brutonne in dezelfde kledij als in het kostuumontwerp (Afb. 2,3,4). Voor Miamia voorzag Ensor twee kostuums (Afb. 5,6). In La Boutique de Grognelet draagt ze een sober kleedje terwijl ze in La Place Publique een kleurrijke, fantasievolle jurk volgens de polonaise draagt. Deze kostuumwissel toont haar metamorfose van winkeljuffrouw naar bruid.
Zerlina Van Belle stelt dat de klederdracht van dit koppel herinnert aan de mode van de 18e eeuw. Grognelet draagt een groene jas en een kniebroek, kenmerkend voor de herenmode onder Louis XVI. Brutonne is getooid in een getailleerde jak en rok met een witte schort. Op haar hoofd heeft ze een witte muts, rond haar hals een fichu. (Z. Van Belle, 2015-16: 11)
De tekening van Poupeline, één van de winkeljuffrouwen, verduidelijkt dat Miamia in het eerste bedrijf (La Boutique de Grognelet) gekleed is in eenvoudige werkkledij. Pas in het tweede bedrijf (La Place Publique) mag ze haar feestkledij aantrekken: een soort vlinderjurk volgens de polonaise. In La Place Publique zien we Poupeline terug in het groepje van vier meisjes die de stoet afsluit.
In La Place Publique staan de ouders niet meer centraal maar vormen ze een kleine schakel in de kleurrijke stoet op het marktplein. Ze begeleiden Miamia en Fifrelin naar hun bruiloft. Een massa personages is met de grootste zorgvuldigheid uitgewerkt en geordend op het doek. Aan de linkerzijde van het plein herkennen we de buitengevel van La Boutique de Grognelet. Een opmerkelijk detail is dat Ensor zichzelf tweemaal afbeeldt. Links op het middenplan heeft hij een rode paraplu bij zich en schenkt hij een pop aan zijn vertrouwelinge, Emma Lambotte. (7) Ook verwijst hij, rechtsboven, naar de iconische foto waarbij hij fluit speelt, gezeten op een schouw.
Francine Claire Legrand bejubelt dit tweede decor: "Het is echt de door de regisseur bedachte apotheose van een ballet" (F.C. Legrand, 1993: 63). Over het eerste decor is ze bondig: "De personages en de decors zijn vrij zoetelijk en overstijgen het niveau van de scenografie niet" (F.C. Legrand, 1993: 62). Deze conclusie is het gevolg van een éénzijdige lectuur van het schilderij. De artistieke waarde van La Boutique de Grognelet zit hem niet in de detailvoering of de karakterzetting, wel in de manier waarop Ensor zijn metier van beeldend kunstenaar tracht te verbreden naar dat van theatermaker.
La Boutique de Grognelet heeft een documentaire waarde voor de decorbouwers. Dit verklaart de doordachte, overzichtelijke compositie en de synthese op één beeldvlak van de diverse verhalende onderdelen. Het beeldvlak wordt een projectie van het speelvlak. Wat er op het doek staat en op welke plaats blijkt voor Ensor van minstens evenveel belang als het ‘hoe'. Ensor vertrok van ruimte en meubilair waarna hij deze overschilderde met personages en koopwaar. (8) De decorontwerpen illustreren de sfeer en de rekwisieten die noodzakelijk zijn om het ballet op te voeren. Een nota bij een brief naar François Franck, organisator van de eerste opvoering van La Gamme d'Amour, verduidelijkt dit. Opvallend is dat hij twaalf jaar na datum tot het kleinste detail trouw blijft aan het oorspronkelijke ontwerp. De opgehoogde foto van La Boutique de Grognelet waarnaar verwezen wordt in de nota, krijgt de functie van handleiding toebedeeld. (Bijlage 1)
Het idee van een ballet pantomime voor 'levende marionetten' klinkt vandaag als een curiosum maar was niet uitzonderlijk binnen de toenmalige cultuurhistorische context. (9) Het thema van de pop of marionet leidde in Rusland tot een aantal producties die internationale faam genoten en vandaag deel zijn van het kunsthistorisch repertoire. In het klassieke ballet De Notenkraker (Ivanov, Tsjaikovski, 1892) worden tinnen soldaatjes tot leven gewekt. Later koppelen onder anderen Meyerhold en Diaghilev de nationale volkscultuur aan artistieke vernieuwing. Carnaval en poppenkast leveren de ingrediënten voor producties als Carnaval (Fokine, Diaghilev, gebaseerd op muziek van Schumann, 1910), Petroesjka (Fokine, Stravinski, 1911) en Parade (Massine, Satie, Picasso, Cocteau, 1916).
Binnen het lichtere genre van de podiumkunsten werd het ballet pantomime in de loop van de 19e eeuw erg populair. Vaak speelden op commedia dell'arte gebaseerde personages een hoofdrol. Het genre was zo succesvol omwille van het volkse karakter, de relatief korte duur van de voorstellingen en de combinatie van een eenvoudige verhaallijn met lichte muziek. Ensors Brusselse vriend Theo Hannon schreef in 1886 het scenario voor het ballet pantomime Pierrot Macabre, op muziek gezet door Pietro Lanciani. (10)
Een inspirerend voorbeeld voor Hannon en Ensor was de Franse volkskundige Jules Champfleury. Deze schreef zijn pierrot pantomimes (Pierrot, valet de la mort, Pierrot perdu en Pierrot marquis) voor het Parijse volkstoneel en streefde boven alles amusement na: (11) Ce Pierrot valet de la Mort, est une oeuvre simple comme bonjour, qui a pour but d'amuser et de faire jouir le spectateur d'un nombre illimité de coups de pied a cul et d'une myriade de soufflets (J. Champfleury, 1846: 4). Dit citaat verduidelijkt binnen welke traditie we Ensors ballet dienen te situeren. Hoewel geen pierrot pantomime, vertonen de personages van La Gamme d'Amour sterke gelijkenissen met de archetypes uit de commedia dell'arte. Fifrelin, speels en bontgekleurd en Miamia, onschuldig en verliefd, zijn alter ego's voor Harlekijn en Colombine. Grognelet is doorheen zijn hebzucht en autoriteit een typische Pantalone-figuur. Zittend op een stoel beveelt hij zijn naarstige dochter. Hij wordt boos wanneer ze uit barmhartigheid koopwaar weggeeft.
Wanneer we meer focussen op Ensors directe omgeving wijst Robert Wangermée in de publicatie La Gamme d'Amour en de ensoriaanse muziek op de setting waarin Ensor eind 19e eeuw in Oostende vertoefde. Als belangrijkste kuststad en mondain centrum waren er talrijke blaasensembles en fanfares het hele jaar door. Tijdens het zomerseizoen waren er diverse symfonische concerten in het Kursaal. (12) Het klassieke repertoire werd afgewisseld met populaire fragmenten gespeeld uit opera's, walsen en dansen. Bij het doorbladeren van een Sint Cecilia-cataloog uit 1910, (13) een uitgebreide opsomming van alle beschikbare bladmuziek, valt op hoe populair het marionettenthema was. (14)
De elementen van La Gamme d'Amour (carnaval, muziek, theater, dans en commedia dell'arte) komen veelvuldig voor als thema of motief in Ensors beeldend werk. Ze tonen een fascinatie voor de wereld van het podium als draagvlak van een werkelijkheid die zich buiten de reële wereld afspeelt. Pierrots en harlekijnen, dansend of musicerend, zijn de personages die diverse minnetuinen of sentimentele wandelingen bevolken. De zachte kleuren, vloeiende lijnen en wazige atmosfeer van deze werken roepen een bucolische schoonheid op die doet denken aan het werk van Jean Antoine Watteau (1684 - 1721). Francine Claire Legrand merkt terecht op dat de ouder wordende Ensor van het bekoorlijke begint te houden. (15)
Het podium staat centraal in werken als het grote Théatre de masques (1889, Tr. 303) en Le ballet fantastique. (1918, Tr. 502) (16) Hiernaast schildert Ensor ook ‘suggestieve decors'. Dit doet hij onder andere door de bovenhoeken in boogvorm op te vullen of mensen, maskers en dieren uit de zijkanten tevoorschijn te laten komen die het centrale tafereel aanschouwen en toejuichen (afb. 10).
La Boutique de Grognelet onderscheidt zich van bovengenoemde werken omwille van het functionele en toegepaste karakter. De beeldtaal weerspiegelt de eerlijke, volkse sfeer die Ensor beoogt en kan als ‘bewust naïef' bestempeld worden. Zo vormt dit schilderij een eenheid met de complexloze muziek en het eenvoudige scenario van La Gamme d'Amour.
Onder invloed van François Franck wordt in 1924 het ballet onder de titel Poppenliefde voor de eerste maal integraal en op basis van beide decorschilderijen uitgevoerd door de Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen. (17) De meest logische verklaring voor de lange periode tussen creatie en eerste uitvoering is het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en nadien een gebrek aan voeling en interesse in een productie die gegroeid en geworteld is in de zorgeloze belle époque-sfeer.
Ensor bleef al die tijd overtuigd van de kwaliteit van zijn project. Hij voerde promotie via zijn eigen beeldend werk (Afb. 12) en deed vergeefse pogingen om zijn ballet te laten opvoeren door onder andere de gerenomeerde Ballet Russes van Diaghilev.
Het was ook tijdgenoten niet ontgaan dat La Gamme d'Amour niet het verhoopte succes kende. Karel Van de Woestijne merkte in 1922 op: "Het ballet, ik zei het u, werd nooit gedanst: een wrangheid in Ensor's leven." (K. Van de Woestijne, 1922: 433) Bijgevolg stelt zich de vraag waarom Ensor zo'n grote waarde bleef hechten aan zijn Gamme d'Amour. Het antwoord brengt ons bij de naamkeuze van de personages en het verloop van het libretto.
In de Ensor-literatuur wordt het ontstaan van La Gamme d'Amour gesitueerd in 1906. Deze datum wordt in verband gebracht met het jaar waarin hij van Emma Lambotte een harmonium krijgt. Bij de Ensors thuis stond er echter al vroeger een piano en ook bij de familie Rousseau bespeelde hij de piano. Ensor componeert enkele op zichzelf staande pianowerkjes die de muzikale basis zullen vormen van zijn latere ballet. Waar we de muzikale grondslag van het ballet in 1906 kunnen situeren, komen de personages al jaren vroeger tot leven. Hiervoor moeten we terug gaan naar de brieven en toespraken van Ensor. De uitgevonden adjectieven, eigennamen, neologismen en plaatsnamen illustreren hoezeer hij gaandeweg een fantastisch en absurd universum ontwikkelde.
De personages van La Gamme d'Amour kennen hun ontstaan in deze context. In een speech van 1903, gericht aan Les Compagnons du Rat Mort, de carnavalsvereniging waar Ensor lid van was, en in een brief van 1902 aan Ernest Rousseau jr., zoon van mecenassen Mariette en Ernest Rousseau, worden personages als Murmuramis, Corylopsis, Ombrose, Turlutute, Chandelette, Olyandre en Gali-Gali reeds vernoemd. (18)
Wat het libretto betreft zijn er verschillende autobiografische elementen terug te vinden. Ensor groeide op in een winkel en zijn voorliefde voor maskers, verkleedpartijen en gekscheerderij met als jaarlijkse hoogtepunt de carnavalsperiode en stoet is bekend. We kunnen er door talrijke brieven en verwijzingen in zijn werken ook van uitgaan dat er een dominant ouderlijk gezag was dat vaak gelinkt werd aan de winkel. In een brief aan Pol De Mont schrijft Ensor in 1899: "Je suis toujours extrêmement occupé en été à Ostende et dois négliger l'art pour aider ma mère qui tient un magasin de coquillages et curiosités de la mer."(19) Ook Laurence Madeline benadrukt in haar essai A Ostende, le ‘tout-monde' de James Ensor het onlosmakelijk verband tussen Ensor, zijn kunst, de winkel en zijn familie. (20)
De diepere inhoud van het libretto verbergt mogelijk persoonlijke drama's uit het leven van Ensor. Miamia wordt beschimpt en geslagen (scène VII). In de volgende scène verschijnen er muzikanten en de vreemd gekostumeerde en vrolijke Fifrelin. Hij troost haar en ze dansen een draaiende wals die zich liefdevol ontsluit (scène IX). Wanneer Fifrelin ‘s avonds terugkeert worden ze bedreigd door Grognelet en Brutonne waarop het liefdespaar op de vlucht slaat (scène XIV). De ouders worden door de marionetten in 'dozen' weggebracht. Miamia en Fifrelin verlossen de ouders waarop deze hun spijt betuigen en een huwelijk wordt geregeld (scène XX).
Tot tweemaal toe zal James Ensor een gelijkaardig scenario meemaken met telkens zijn zus in een hoofdrol. In de onuitgegeven brieven van Ensor aan Mariette Rousseau beschrijft hij hoe de romance tussen zijn zus en de Chinees Alfred Taen-Hee-Tseu haar beloop krijgt. De Chinees is un mandarin en costume merveilleux dat hij pas na aandringen wil ruilen voor een westers kostuum. Hij wordt begeleid door politie en een bonte stoet joelend volk trekt van het station naar hun woning. Op 31 augustus 1892 huwt het koppel en ze reizen naar Berlijn waar hij zijn zaak had. Een jaar later, in 1893, volgde de scheiding al. Nog voor de bevalling van hun dochter Alexandrine op 26 maart 1893 is Mitche al terug in Oostende. Ensor trekt zich het langdurige en pijnlijke scheidingproces erg aan.
In 1908 barstte opnieuw een familiedrama los waarin Ensor willens nillens meegesleurd werd. Alexandrine Jeanne Taen-Hee-Tseu (Oostende 26 maart 1893 - 19 juni 1966), dochter van Mitche, huwt op 26 september, op 15-jarige leeftijd, overhaast met een 'ongewenste partij', de 24-jarige Richard Daveluy. Samen met haar moeder vluchten ze alle drie uit de ouderlijke woning waar ze tot dan verbleven. Op 17 juli 1909 wordt hun zoon, Jules-Jacques, geboren. Ze reizen naar Dresden en Luik op zoek naar werk, maar permanent geldgebrek dwingt hen terug te keren naar Oostende. Na heel wat drama, bitterheid en schrik zal Ensor zich terug met hen verzoenen. Hij zal zijn hele leven zijn nichtje (financieel) steunen. (21)
In dit libretto kunnen we een combinatie van de twee drama's lezen. Het huwelijk met de exotisch geklede Fifrelin staat voor ‘de chinees' die in Oostende onder ruime belangstelling en in traditionele klederdracht Ensors zus ten huwelijk komt vragen. De vlucht van Fifrelin en Miamia en de goede afloop staat voor Ensors zus en nicht die na hun omzwervingen terug naar het ouderlijke huis komen.
Een kritische bespreking van La Gamme d'Amour bleek nodig om het interpretatiekader van La Boutique de Grognelet uiteen te zetten. Het decor van het schilderij gaf dan weer de insteek om het scenografisch kader van La Gamme d'Amour toe te lichten.
Dit schilderij sluit aan bij de reeks 'decorwerken' die uitgebreid aanwezig zijn in het oeuvre van Ensor. Podium, toneel en attributen als marionetten en maskers fascineren hem uitermate. Net als de maskers kan het toneel een tranche de vie tonen dat niet graag getoond wordt, pijnlijk kan zijn of verborgen moet blijven. (22) La Boutique de Grognelet is het eindpunt van een creatief proces waarvan we de aanzet in 1902 hebben teruggevonden. Ensor heeft in deze tijdspanne verschillende muziekstukken gecomponeerd die afzonderlijk werden opgevoerd. (23) Wanneer hij rond 1910 alle muziekstukken groepeert en de creatie van het libretto aanvangt laat hij zich op het eerste gezicht inspireren door de populaire cultuur. Een aandachtiger lezing brengt echter diverse autobiografische elementen naar boven. Deze aspecten zijn kenmerkend voor Ensors oeuvre en ontwikkelden zich doorheen de jaren. La Gamme d'Amour kan daarom beschouwd worden als een levenswerk dat Ensor tot het einde van zijn dagen zal koesteren. Het krijgt het statuut van een lijflied dat opgevoerd wordt bij huldigingen of tentoonstellingen. Ensor laat dit alles graag gebeuren. Zo wordt menig journalist die zijn atelier bezoekt getrakteerd op een deuntje uit zijn ballet. (24)La Boutique de Grognelet is een getuigenis van Ensor de verteller en de multigetalenteerde kunstenaar die met tekst, muziek en beeld via een marionettenspel een universeel verhaal vertelt over liefde. Tegelijk kijken we doorheen dit werk recht in de ziel van de mens Ensor. Ingrijpende levensgebeurtenissen waar hij het slachtoffer van was, worden omgezet naar een kleurrijke, eenvoudige fantasiewereld waarvan hijzelf de schepper en regisseur is.
La Boutique de Grognelet is een uniek schilderij in zijn oeuvre. Het is uniek omdat het de kwaliteiten combineert van artistiek werk en documentaire referentie. Inhoudelijk bevestigt dit werk een belangrijke ensoriaanse inspiratiebron, zijn eigen biografie.
Tekst: Patrick Florizoone en Willem Coppejans
(1) TRICOT X. (2009), pp. 345-346.
(2) In 1931 componeert Flor Alpaerts de James Ensor suite, gebaseerd op 4 werken van Ensor.
(3) De map werd uitgegeven door Georges Vriamont en bundelt de 21 figuurlitho's met 43 personages samen met 'scenario', partituur en een reproductie van het schilderij van het tweede bedrijf.
(4) Er zijn helaas geen foto's beschikbaar van het interieur van de winkel van de familie Ensor - Haegheman. Het is dus niet mogelijk te bepalen in hoeverre Ensor zich heeft laten inspireren door zijn directe omgeving. Persoonlijke communicatie met Katherine Ennekens, erfgoedspecialist verbonden aan vzw arsène (email, 24/08/2016).
(5) Zerlina Van Belle merkt op dat de basiskleuren van de kostuumontwerpen (rood-blauw-geel-groen) worden doorgetrokken naar de twee decorontwerpen (VAN BELLE Z. 2014-2015, p.8).
(6) Un pied de nez is het kindse gebaar waarbij de duim tegen de neus gehouden wordt om de spot te drijven met iemand. Deze geste wordt ook afgebeeld bij Ensors illustraties van een dichtbundel van Mallarmé (1923) en in het schilderij Confrontation (1934-1935).
(7) Ensor lijkt hier een toespeling te maken op zijn eigen libretto waarin Miamia een pop aan De Bedelares overhandigt.
(8) We zien bijvoorbeeld duidelijk de groene lijn van de vloerrand doorheen het gelaat van Miamia en de pop die ze vastheeft.
(9) Een ballet pantomime is een ballet zonder zang of tekst. Het pantomime is een vandaag quasi in vergetelheid geraakte expressievorm waarbij een ritmische sequentie van houdingen en uitdrukkingen, karakter en emoties van het personage weergeven. In eerste instantie los van de dans ontwikkeld wordt de pantomime vanaf 1850 geïntegreerd in het ballet onder invloed van een verbrede interesse in exotische culturen en de nationale volkscultuur. (KRISTEIN L, 1971, p. 26)
(10) Pietro Lanciani was een Italiaanse pianist, dirigent en componist die naast talrijke composities in het variété-genre ook tweede dirigent was van het Casino Kursaal in Oostende. Hij hielp Ensor met het uitschrijven van zijn eerste pianowerken in 1906, de latere muzikale basis van La Gamme d'Amour.
(11) Bart Verschaffel wees in zijn artikel (Siffler les vices et les laideurs de la civilisation... Het groteske oeuvre van James Ensor en de Encyclopédie de la caricature van Jules Champfleury) reeds op het belang van Champfleury als primaire inspiratiebron voor Ensors beeldend werk. (VERSCHAFFEL B., 2016, pp. 14-21)
(12) WANGERMEE R., 1999, p. 54-55.
(13) MENNESON E., 1910.
(14) Een werk binnen dit thema dat er qua populariteit bovenuit stak was Charles Gounods Marche funèbre d'une marionette. In augustus 1880 bezoekt Gounod Oostende en wordt dit werk opgevoerd. De locale krant L'Echo d'Ostende brengt hierover uitgebreid verslag uit. (S.e, 1880, p. 2)
(15) LEGRAND F.-C., 1993, p. 67.
(16) De stilistische verscheidenheid in deze werken is groot en illustreert de dualiteit van Ensor die zowel complexe academische werken schildert, als werken waarin het volkse en naïeve stijlkenmerk primeert.
(17) In 1920 wordt La Gamme d'Amour een eerste maal integraal opgevoerd als muziekstuk bij Galerie Georges Giroux in Brussel.
(18) Voorbeeld 1: 'Au revoir, brave chien marin. Le maître te salue. Giant du Froussis de la houle cinglante dit Murmuramis ou James.' (Brief Ensor - E. Rousseau 4/03/1902, collectie KMSKBrussel, geschonken door Mevr. Wodon) Voorbeeld 2: 'Déplorons l'absence de nos amies et regrettons les beautés féminines à l'écu mignon, rates ou chevalières attachées à ces messieurs; citons: Corylopsis et Ombreuse son amie, Turlutute portant sur son écu une solive d'azur, Chandelette faisant trente six culbutes, Olyandre, syrène tachetée, pate, pataugeant dans une mer d'huile et portant sur l'écu un cygne louche, Gali-Gali reine des turquoises, (...) salveur. Murmuramis de Purluvesse, son souffle nous renver (...)' (James Ensor, Discours en noble languaige de chevalerie, 2/05/1903, p.1-2)
(19) James Ensor, brief aan Pol De Mont, 25/09/1899.
(20) MADELINE L., 2009, p. 34.
(21) HOSTYN R., 2010, p. 126.
(22) Stéphanie Moris werkt vanuit de psychoanalyse deze stelling van muziek (en theater) als helende en ordenende kracht voor Ensor verder uit in haar boek Miousic (2015).
(23) Bijvoorbeeld Enlacements, valse werd in 1907 in première in het Kursaal van Oostende gespeeld onder leiding van Lanciani.
(24) Voorbeeld 1: 'Fleischmann demande au grande peintre de se remettre à l'harmonium et de nous donner la berceuse qui est extraite de la Gamme d'Amour' (s.n., 1934,p.2) Voorbeeld 2: 'Ce qui nous amène à parler du ballet La Gamme d'Amour et du succès que l'oeuvre a obtenu à Liège: bientôt sur les touches d'ivoire de l'harmonium effleurées avec delicatesse par le peintre naissent les mélodies sautillantes de ce ballet plein d'entrain.' (JEP, 1928,p.2)
CHAMPFLEURY J., Pierrot valet de la mort, pantomime en sept tableaux, Imprimerie de gerdes, Parijs, 1846.
ENSOR J., ‘Discours en noble languaige de chevalerie, composé par Missire James Ensor, franc chevalier, pour célébrer les écus, blasons et devises de nostre joyeuse Compagnie du Rat Mort, à l'occasion d'une manifestation organisée par la dite. Compagnie à Ostende, le 2 de May 1903' in: Les Ecus, A James Ensor, chevalier de l'ordre de léopold, imprimerie & lithographie artistique Geo Daveluy, Ostende, 1903.
ENSOR J., Brief aan François Franck, 20/08/1923.
ENSOR J., Brief aan Ernest Rousseau, 4/03/1902, collectie KMSKB.
ENSOR J. Brief aan Pol De Mont, 25/09/1899.
ENSOR J., Miousic [manuscript], s.d..
FLORIZOONE P. en W COPPEJANS, ‘Confrontation, James Ensor tussen avant-garde en traditie' in: James Ensor een online museum, Vlaamse kunstcollectie, 2016.
FLORIZOONE P., De ‘Riches Heures' van James Ensor, Illustraties bij de gedichten van Stéphane Mallarmé, Brussel, Antiquariaat F.L. Tulkens, 1998.
GOYENS DE HEUSCH S., L'invitation au voyage, la musique au XX et à la Libre Esthétique, édtion foundation pour l'Art Belge, Brussel, 1990.
HOSTYN N., ‘De familie van James Ensor' in: Bij Ensor op bezoek [tentoonstellingscatalogus], Oostende, Mu.Zee, 13/02 - 29/08/2010, Brasschaat, Pandora Publishers, 2010, pp. 117-136.
JEP, ‘James Ensor et l'embellissement d'Ostende' in: La saison d'Ostende et du littoral, 5/08/1928, jg. 52, nr. 13, p. 2.
KIRSTEIN L., Mouvement and metaphor, Four centuries of ballet, New York Pitman Publishing, 1971
LEGRAND F.C, ‘Het schimmentheater' in: Ensor, naargeestig en charmant,. Antwerpen, Mercatorfonds, 1993, pp. 61-70.
LE ROY G., James Ensor, Brussel, G. Van Oest & Cie, 1922.
MADELINE L., ‘A Ostende, le ‘tout-monde' de James Ensor' in: MADELINE L. e.a., James Ensor [tentoonstellingscatalogus], New York, MoMA 28/06/2009-21/09/2009 en Parijs, Musée d'Orsay, 20/10/2009-4/02/2010, pp. 34-39 .
MENNESON E., Catalogue général de musique à Saint Cécile, Fortin E., 1910.
MORIS S., James Ensor: Miousic!, Collection La muette, Brussel, Lormont, 2015.
S.e., ‘Ensor devant le micro' in: Le Phare, 15/08/1934, jg.2, nr. 33, p. 2.
S.e., ‘Chronique des Bains' in: L'Echo d'Ostende, 12/08/1880, jg. 16, p. 2.
TODTS H., ‘James Ensor als musicus' in: James Ensor een online museum, Vlaamse kunstcollectie, s.d..
TRICOT X., James Ensor: Leven en werk, oeuvrecatalogus van de schilderijen, Mercatorfonds/Pandora, Brussel, 2009
VAN BELLE Z., Een primair onderzoek naar de theaterkostuum - en decorontwerpen van James Ensor voor zijn ballet-pantomime ‘La Gamme d'Amour' (1910-1914), [Masterproef Kunstwetenschappen, KU Leuven, Faculteit letteren], 2014-2015.
VAN DE WOESTIJNE K., ‘De week van James Ensor IV' in: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 25/08/1922.
VERSCHAFFEL B., 'Siffler les vices et les laideurs de la civilisation...' - ‘Het groteske oeuvre van James Ensor en de Encyclopédie de la caricature van Jules Champfleury' in: De Witte Raaf, mei-juni 2016, nr. 181, pp. 14-21.
WANGERMEE R., ‘La Gamme d'amour en de Ensoriaanse muziek' in: Ensor, Brussel, KMSKB, 1999, pp. 54-62.
Brief van James Ensor aan François Franck (20 augustus 1923)
LA GAMME D'AMOUR (FLIRT DES MARIONETTES) BALLET DECORS COSTUMES ET MUSIQUE DE J.ENSOR: NOTES EXPLICATIVES
"Un boutique bariolé de couleurs vives et tendres, au fond et face au public une large vitrine où des masques, des poupées et des pantins marient leurs accents pittoresques. A droite une grande porte donne sur une rue, à gauche une petite porte. A la grande porte sonnent des clochettes.A gauche un grand comptoir fermé contient des pantins et des marionettes. Aux murs et à la vitrine pendent des masques et des vêtements carnavalesques. 2 chaises meublent La Boutique. La grande vitrine du fond donne sur une place publique.
La Photo rehausseé de couleurs représente fidèlement le décor du premier tableau. Boutique de jouets, masques, etc. La partie centrale du fond de la scène représente une vitrine à devanture ouverte. Par l'ouverture de cette vitrine on aperçoit des maisons blanches à pignons (maisons peinte sur une toile placée à quelques distance de la vitrine) Les personnages: mendiante, masques pourront circuler et evoluer avec facilité entre la vitrine-devanture, et les maisons à pignons du fond de la scène. Les masques passent et repassent et surtout regardent curieusement du dehors, inquiéterons les demoiselles de boutique et ajouteront à l'intéret de la scène. Surtout 'le masque au long nez', balayant de son nez énorme les marionnettes, jouets et patins de l'étalage pour les jeter sur le sol du boutique. (scène 1)
A la droite du spectateur la grande porte d'entrée est garnie de clochettes. Les fillettes et les autres personnages (scène 3, etc.) en entrant en scène font tinter les clochettes, cette jolie scène pourrait donner un effet musical inattendu et curieux. De cette grande port débouchent tous les personnages du ballet sauf Grognelet et Brutonne (scène 1, etc.) et les pantins les jouets et les marionettes. (scène 16)
A la gauche du spectateur la petite porte sert uniquement à 'arrivé et au départ de Grognelet et de Brutonne (scènes 1,6,7, 14) et à l'arrivée des marionettes de pantins et des jouets (scène 16) et au départ des marionettes des pantins et des jouets (scène 19)."
Accessoires
"Un comptoir de grande dimension, non vitré aux portes fermés au loyet(?); les demoiselles en retirent les marionettes et les pantins (scène 2).Le comptoir placé à la gauche du spectateur contiendra des pantins, des jouets, des marionettes; derrière le comptoir seront caché les personnages vivants représentant des marionettes, des jouets et des pantins (scène 16).
La photgraphie rehaussée du premier tableau représente fidèlement le comptoir et son emplacement. Pour garnir La Boutique et les niches du décor du 1 tableau, les masques ordinaires de nos caranavals de reu suffiront en grande partie et donneront grand effet. Au reste les masques les plus caractéristiques seront les plus beaux."