In een toespraak van 1932 klinkt het: „Je n‟ai pas d‟enfant, mais lumière est ma fille, lumière une et indivisible.‟ (Mes écrits, ed. 1974, p. 150) („Ik heb geen kind, maar het licht is mijn dochter, het licht één en ondeelbaar‟.) Over de vele studies die hij als jonge kunstenaar vanuit de vensters of in de woonvertrekken van het ouderlijke huis tekende en schilderde, schreef hij: „Je croque des passants, des pommes, des volailles, des flacons bleus … Tous les procédés sont bons: crayons, aquarelle, gouache. Et gosse Lumière entre en sautillant, culbutant tables, déformant verres et bouteilles, brisant vitres et vaisselle.‟ (Mes écrits, ed. 1974, p. 206) („Ik schets voorbijgangers, appelen, flessen van blauw glas … Alle technieken zijn geschikt: potloden, aquarel, gouache. En opeens komt het licht binnenhuppelen, als een kind dat tafels omvergooit, flessen en glazen vervormt, ramen en vaatwerk aan scherven gooit.‟) Ensors studies van de zee, de duinen, interieurs en zelfs zijn portretten zijn meestal studies van lichteffecten, waarbij het licht soms een dominerende, en zoals blijkt uit dit citaat, ook een verstorende rol speelt. In de schilderijen en tekeningen uit 1885-1887 krijgt het licht nog een meer dominante rol. Ensor bestudeerde het als een goddelijke kracht die alles doorstraalt.
De tekeningenreeks De aureolen van Christus (1885-1886) kreeg als tweede titel De gevoeligheden van het licht. Kinderen aan het ochtendtoilet (1886) noemde de kunstenaar een „lichtstudie‟. De landschappen en marines uit die periode, en ook de grootse composities, zoals Adam en Eva uit het paradijs verjaagd (1887) en Val van de opstandige engelen (1889) zijn op de eerste plaats abstracte studies van kleur en licht.
Tekst: Robert Hoozee