Inspiratie voor zijn maskers vond Ensor in de souvenirwinkels van zijn familie, in de Oostendse carnavalsoptochten en in het Bal du Rat Mort. Zonderlinge maskers (1892, olieverf op doek, Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België), De dood en de maskers (1897, olieverf op doek, Luik, Musée d‟Art Moderne et d‟Art Contemporain) en De intrige (1890) lijken momentopnames van enkele carnavalvierders.
Maar Ensor verdraaide de oorspronkelijke betekenis van het masker. De vrolijke, carnavaleske figuren verbergen het gelaat van degenen die Ensor al zo lang belaagden, domineerden, kwelden en begoochelden. Maskers en karikaturen gaven hem de mogelijkheid om zijn non-conformisme uit te drukken en zijn frustratie te luchten. Ook oude werken voorzag hij van maskers en andere ensoriaanse attributen, waardoor ze een nieuwe dimensie kregen, zoals bij Verbazing van het masker Wouse (1889) en Oude dame met maskers (1889).
Tekst: Inne Gheeraert