Een van de eerste werken die Ensor baseert op een foto is de tekening Mijn dode vader uit 1887 (KMSK, Antwerpen). Het jaar nadien realiseert hij een versie in drogenaald. [T. 35] De foto is genomen door de Oostendse fotograaf Louis Ferdinand Le Bon (1856-1923). De in Frankrijk geboren fotograaf vestigt zich in Oostende vanaf 1877. Eerst in een bijgebouw van het Hôtel de Flandre, later op de hoek van de Van Iseghemlaan en de Louisastraat, waar zich voordien een atelier (bijhuis) van de befaamde lithograaf en fotograaf Louis-Joseph Ghémar (1819-1873) bevond. Le Bon startte in 1899-1900 (tot in 1930) een grote souvenirzaak in de Vlaanderenstraat 44 en opende in 1888 een bijhuis in de Zuidzandstraat 21 in Brugge. Hij had eveneens een bijhuis in Blankenberge. In 1896 werd zijn zaak overgenomen door de fotograaf Ferdinand Buyle (1872-1950), die Ensor heeft gefotografeerd in zijn atelier in 1909.
Verschillende foto's genomen door Ernest Rousseau junior (1872-1920) werden door Ensor gebruikt als bronmateriaal. Hij was de zoon van dr. Ernest Rousseau (1831-1908) en Mariette Hannon (1850-1926) en was al heel jong gepassioneerd door fotografie. Tijdens de jaren 1885-1895 was Ensor kind aan huis bij de Rousseaus en ging hij zeer vriendschappelijk om met de jonge Ernest. Dankzij de briefwisseling tussen de kunstenaar en de jonge Rousseau weten we intussen dat tussen beiden een geheime verstandhouding was ontstaan. (Fonds Wodon, AHKB, KMSKB, Brussel) Mariette Rousseaus broer, Edouard Hannon (1853-1931) was trouwens een bedreven amateurfotograaf bij wie de jonge Rousseau de knepen van het vak leerde kennen.
Sommige fotografische portretten die Ensor naderhand gebruikt zijn door Ernest Rousseau junior gerealiseerd. In 1889 tekent James Ensor het portret van Mariette Rousseau. Het betreft de tekening Mariette Rousseau aan de microscoop (privéverzameling), uitgevoerd in houtskool en potlood op papier, gekleefd op paneel. Daarvoor baseert Ensor zich op een foto van de jonge Rousseau. In een ongedateerde brief van maart of april 1889 schrijft Ensor aan Mariette Rousseau:
"N'oubliez pas de faire la photographie et tenez vous bien de profil la tête penchée et comme si vous lisiez dans un livre placé très bas, le menton touchant presque le cou en costume noir avec dentelles, je crois. Que le Giant [= Ernest Rousseau jr.] fasse bien la chose en bonne lumière et surtout la tête nette et grande se détachant en clair sur un fond plus foncé." (Fonds Wodon, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. 119.715)
Niet tevreden over de pose die Mariette Rousseau aanneemt op de foto, schrijft hij haar op 9 april 1889:
"La photographie est belle mais ne pourra me servir, vous avez mal posé. Ernest n'est pas responsable, je compte sur lui, ou plutôt sur vous Madame ou sur votre bonne pose, car je tiens à terminer le dessin et le faire bien." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. 119.716)
Tevreden over de (nieuwe) foto schrijft hij enkele dagen nadien, op 13 april 1889, aan de Rousseaus: "La photographie portrait de Madame se fait servir." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. 119.718)
Zijn ets van 1889, Mijn zelfportret met doodshoofd (Mon Portrait squelettisé) [T. 67] is gebaseerd op een foto genomen in 1888 of 1889 door Ernest Rousseau junior voor de achtergevel van het huis van de Rousseaus (Vautierstraat, Brussel). Dat de foto zeker door Rousseau junior is genomen bewijst een brief die Ensor hem schrijft op 20 juli 1898:
"J'ai reçu pour le numéro de La Plume des lignes aimables et sérieuses de Lemonnier, Picard, Maeterlinck, Verhaeren, Krains. Delattre travaille une étude importante sur les masques. Malheureuse¬ment je n'ai pas de bonne photographie. Vous m'avez promis une épreuve de mon portrait, c'est la seule bonne photographie. Je compte sur vous. Ne pouvez-vous photographier mon tableau L'intrigue ou Les choux. Ce dernier est facilement décrochable. La coloriste ferait aussi bel effet je crois. Egalement la Raie ou Les masques raillant la mort." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv.119.930)
De gevraagde foto is gereproduceerd op bladzijde 1 van het speciale nummer van La Plume, gewijd aan James Ensor. (1) De brief onthult eveneens dat Ernest Rousseau junior foto's maakt van Ensors schilderijen. Op 24 juli 1898 herhaalt hij zijn vraag aan Rousseau junior:
"Je vous ai aussi demandé une photographie pour la Plume. Je n'ai pas mon portrait et le vôtre est si beau. Vous me l'avez promis. Ne pouvez-vous aussi photographier le Chou, pas trop grande dimension, car cela doit tenir dans le numéro. Un tableau facile à décrocher et je ferai mettre dans le numéro de la Plume ‘appartient à Mr Ernest Rousseau'. Ainsi vous aurez à Paris une acquisition d'amateur sérieux. Le numéro sera très bien et j'ai reçu de nombreux articles." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. 119.931)
Tijdens een trip naar Brugge op 22 april 1889 neemt de jonge Ernest Rousseau een groepsfoto waarop James Ensor, Ernest en Mariette Rousseau, een niet-geïdentificeerd persoon en de Italiaanse wetenschapper en professor Antonio Roiti (1843-1921) te zien zijn. Deze foto zal dienen als inspiratiebron voor zijn tekening van 1888 (KMSKA, Anwerpen) en zijn ets van 1904, Verpesting beneden, verpesting boven, verpesting overal [T. 127]. Zowel in de tekening als in de ets worden de figuren, zonder Antonio Roïti, herschikt, zittend naast elkaar op een zitbank.
Tijdens de vele bezoeken van Ensor aan de Rousseaus worden Mariette Rousseau en de kunstenaar gefotografeerd in de tuin van het huis aan de Vautierstraat. Wellicht is deze foto ook genomen door Ernest Rousseau junior. De pose van Mariette Rousseau en Ensor inspireerden de kunstenaar voor de drogenaald De zonderlinge insecten uit 1888 [T. 46]. Het onderwerp van de drogenaald refereert aan het gedicht van Heinrich Heine (1797-1856), Die Launen der Verliebten.
Een van de beste vrienden van de jonge Ernest Rousseau was Eugène Labarre (ook La Barre geschreven), student aan de Université Libre de Bruxelles, zoon van een leverancier van fotomateriaal, en later fysicus. In een brief van mei 1892 schrijft Ensor aan Ernest Rousseau:
"I received the amusing photographs by Labarre." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. nr. 119.766)
Deze foto's, genomen op 15 april 1892 tonen James Ensor en Ernest Rousseau Jr. vechtend in de duinen. Een van de beelden diende om een detail van De Bedroefde Pierrot [Tr. 357] te schilderen in 1892.
In 1896 of 1897 schildert James Ensor Het Schilderend geraamte (KMSK, Antwerpen) [Tricot 385]. Het werk stelt Ensor voor als geraamte in zijn atelier, ingericht op een mansardekamer van het ouderlijk huis op de hoek van de Vlaanderenstraat en de Van Iseghemlaan in Oostende. Het werk is gebaseerd op een foto die voor het eerst is afgebeeld op pagina 38 van La Plume. Het schilderij is een quasi-exacte kopie van de foto, maar hij beeldt zich niet af zittend voor de schildersezel maar rechtop en met verkorte benen, waardoor de kunstenaar ietwat op een dwerg lijkt. Hij kijkt zeer zelfzeker met indringende blik recht in de lens en beeldt zichzelf af volgens het klassieke patroon van de schilder in zijn natuurlijke omgeving. Net zoals het winkeltje van zijn moeder en grootmoeder, bulkte zijn atelier van maskers, schedels en ongewone voorwerpen. Boven de schildersezel bemerken we een schedel met sjako, die een verbouwereerde blik op de schilder werpt. Al de werken die op de foto aanwezig zijn, staan stuk voor stuk op het doek afgebeeld. We herkennen van links naar rechts: Groot gezicht op Mariakerke uit 1896 [Tr. 379]; De dode haan uit 1894 [Tr. 367]; De gevaarlijke koks uit 1896 [Tr. 381]; De Kruisafneming uit 1886 [Tr. 281]; Geraamten bekvechten om een bokking uit 1891 [Tr. 335]; de ets De kathedraal uit 1886 of die uit 1895 [T. 7 of T.105]; de gehoogde tekening De Guldensporenslag uit 1891; de gehoogde tekening De Calvarie uit 1886; de gehoogde tekening Carnaval in Brussel uit 1888; de tekening Musicerend geraamte uit 1888; het kleine olieverfschilderij Ei, krabben en garnalen uit 1891 [Tr. 343]; de ets De moord, 1888 [T. 38]; het bovenste deel van De verwondering van het masker Wouse, 1889 [Tr. 302]; het linker deel van Namiddag in Oostende uit 1881 [Tr. 218] en, ten slotte, de houtskooltekening De Heks uit 1883. (2) In zijn doek heeft Ensor zijn olieverfschilderij De gevaarlijke koks toegevoegd dat afwezig is op de foto. Wie de foto heeft genomen is niet gekend, maar gezien de kwaliteit van de opname is het best mogelijk dat ook Ernest Rousseau junior de auteur is.
Op 14 april 1893 schrijft Ensor aan het gezin Rousseau:
"Je fais une vue de la rue prise de l'atelier, cela va bien après je ferai les musiciens hostiles. J'ai trouvé un sujet amusant et le portait de Gevaert par Mr Ernest me servira beaucoup. Après je ferai les cuisiniers dangereux, après une grande grisaille : un intérieur d'église mais il faut que je trouve le sujet." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. 119.803)
In zijn brief vermeldt Ensor dat hij werkt aan "une vue de la rue prise de l'atelier". Het gaat om de Van Iseghemlaan (Museum Van Buuren, Ukkel) [Tricot 362]. Hij vermeldt eveneens dat hij een nieuw werk zal schilderen, gebaseerd op een portret van Gevaert genomen door Ernest Rousseau junior. Het betreft het portret van de Belgische componist en muziekpedagoog François-Auguste Gevaert (1828-1908), die wordt afgebeeld in het Au Conservatoire (Musée d'Orsay, Parijs) [Tricot 404]. Het werk werd gecatalogiseerd door Verhaeren en Le Roy onder het jaar 1903. (3) Dankzij deze brief weten we vooralsnog dat het in werkelijkheid in 1893 werd geschilderd. Een andere brief (18 juli 1893) aan Rousseau junior, bevestigt dat het wel om Au Conservatoire gaat:
"J'ai représenté Gevaert, Ysaye et toute l'horrible clique du conservatoire sous une pluie de bouquet de légumes, canards, carottes, chiens et chats lancés à toute volée par un public exaspéré, dans le fond Wagner indigné se bouche les oreilles et les dames du conservatoire entonnent une chevauchée désespérée." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. 119.808/1)
In het werk worden François-Auguste Gevaert als dirigent, Eugène Ysaÿe (1858-1931) als violist en Richard Wagner op karikaturale wijze afgebeeld. Ensor alludeert eveneens aan de opera Die Walküre uit 1870. De voorbereidende tekening met als titel Bourgeois indignés sifflant Wagner en 1880 à Bruxelles (privéverzameling) werd door Verhaeren en Le Roy gecatalogiseerd onder het jaar 1890. (4)
In 1891 schildert Ensor De Doop van de maskers (Baptême des masques) (privéverzameling) [Tricot 340]. De compositie van het kleine olieverfschilderij is gebaseerd op een foto waarop we Ensor (met sjako) in het midden herkennen, omringd door verschillende leden van de families Rousseau en Nahrath (uit Genève). Onder hen bevindt zich Milly Nahrath, met wie Ernest Rousseau junior huwt op 10 november 1896. (5) De ludieke travestiescène werd wellicht door Rousseau junior in beeld gebracht (gebruikmakend van een ontspanner?). Het schilderij is een identieke kopie van de foto met uitzondering van het kleine meisje dat te zien is op de foto en verdwenen is op het schilderij. Een ander schilderij uit hetzelfde jaar is Mascarade [Tricot 341], dat wellicht eveneens op een foto (van Ernest Rousseau junior) is gebaseerd. Hierop staat Ensor, met sjako, helemaal rechts op de compositie, geflankeerd door Ernest Rousseau als gesticulerende Pierrot. Ensor houdt een gieter in zijn beide handen waarvan hij de vloeistof (water, petroleum, olie?) uitgiet aan de voeten van het zittend personage op het voorplan. Ensor heeft in zijn schilderij een bebloemd medaillon aangebracht, geschilderd links bovenaan de compositie. Het medaillon stelt een kussend koppel voor met een vrouw met een Frygische muts. (6)
Andere schilderijen, tekeningen en gravures zijn door Ensor vervaardigd op basis van foto's door derden. Sommige werden gereproduceerd in kranten en tijdschriften. Een markant voorbeeld is de ets Portret van Elias Magnus Fries [T. 3] uit 1886. Het portret van de Zweedse botanicus, professor en deken van de universiteit van Uppsala, is een kopie van een lithografie die gebaseerd is op het portret vervaardigd tijdens de jaren 1870. De lithografie werd gemaakt door de Central Tryckeriet (Centrale Drukkerij) van Stockholm. Wellicht heeft Ensor het portret van Fries ontdekt in een van de vele wetenschappelijke boeken in de bibliotheek van de Rousseaus. Mariette Rousseau en Élise Destrée (1832-1910), echtgenote van Jean-Édouard Bommer (1829-1895), professor aan de Brusselse universiteit, waren beiden vermaarde deskundigen in de studie van paddenstoelen en zwammen en publiceerden regelmatig hun resultaten in verschillende wetenschappelijke tijdschriften, waaronder het Bulletin de la Société royale de Botanique de Belgique. In zijn brief van 3 december 1886 aan Mariette Rousseau schrijft Ensor:
"Je travaille beaucoup. J'ai touché au portrait de Frise [sic], je ne sais si j'en suis content. C'est plus difficile que ça en a l'air. C'est à cause de l'ombrage sur la plaque, les hachures mettant le métal à nu me font très mal. [...] C'est difficile de faire de l'eau-forte d'après une lithographie mollasse et sans caractère où les accents sont estompés. Le portrait à l'eau-forte ne peut s'exprimer que par quelques traits essentiels très sobres. On peut parfaitement saisir les lignes essentielles quand on travail d'après un modèle vivant ou d'après une autre eau-forte, mais cela devient presque impossible d'après une lithographie fade, tellement le procédé est différent. En tout cas nous le ferons imprimer et je recommencerai si ce n'est pas bien, mais sur cuivre. Je ne veux plus travailler sur zinc qui est trop vite mordu par l'acide, on ne peut obtenir aucune finesse grise ou demi-teinte qui fine si bien dans celles de Rembrandt. J'ai fait un dessin sur panneau d'après le portrait de Mr. Rembrandt. J'attends toujours celle de Mr Ernest." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. 119.688/1)
Ensors brief geeft een goed inzicht in zijn visie op de etstechniek. In zijn brief schrijft hij eveneens dat hij het portret van Ernest Rousseau verwacht. Wellicht gaat het om een fotografisch portret van Rousseau senior gemaakt door Rousseau junior.(7) Hieruit kunnen we afleiden dat zijn ets Portret van Ernest Rousseau [T. 11] van 1887, eveneens is gegraveerd naar een foto. (8)
Een ander voorbeeld is de ets Portret van Hector Denis [T. 82] uit 1890. In een brief van december 1890 aan Mariette Rousseau kondigt Ensor aan dat hij aan een ets werkt naar een fotografisch portret van Hector Denis:
"Vous me proposez de me renvoyer les plaques. Je vous remercie. Vous pouvez m'envoyer l'alimentation [= Doctrinaire voeding], M. Denis [= Hector Denis] et la vue de ville - je ne sais si j'oserai retoucher le portrait. Les lignes et traits d'une gravure sont toujours forcément nettes et faire cela d'après photographie vague où les lignes principales ne marquent et d'une mollesse générale serait travail pénible. Aussi incertain et risqué d'abîmer tout. Je trouve le portrait suffisamment ressemblant, la construction amusante et les lignes fines et élégantes, une ressemblance trop exacte n'ajouterait pas grand chose et cela pourrait devenir du Tichon. Envoyez-le et je verrai." (Fonds Rousseau, AHKB, KMSKB, Brussel, inv. 119.743)
Hector Denis (1842-1913) promoveerde aan de Université Libre de Bruxelles tot doctor in de rechten (1865) en tot doctor in de natuurwetenschappen (1868). Hij bleef aan de universiteit verbonden; werd in 1879 buitengewoon hoogleraar en in 1886 gewoon hoogleraar. Tijdens de jaren 1892-1894 werd hij verkozen tot rector. Hij doceerde voornamelijk aardrijkskunde en staathuishoudkunde. Denis was een collega en vriend van Ernest Rousseau, die eveneens enkele jaren rector was van de ULB.
Een ander markant voorbeeld is het portret van de Franse filosoof en lexicograaf Émile Littré (1801-1881), die we terugvinden gekleefd rechts onderaan in Ensors magistrale tekening De Intrede van Christus in Jeruzalem (1885-1886, MSK, Gent). Het portret is gebaseerd op een fotografisch portret van de befaamde Franse fotograaf Nadar (pseudoniem van Gaspard-Félix Tournachon, 1872-1920). De kaft van het Franse tijdschrift L'Illustration (Journal universel) van 11 juni 1881 reproduceert het portret van Littré door Nadar. (9) Hoogstwaarschijnlijk heeft Ensor zijn tekening gebaseerd op de reproductie van deze foto.
Veel later zal Ensor nog een reeks portretten schilderen, al dan niet in opdracht uitgevoerd. In 1927 schildert Ensor het portret van zijn nicht Alexandra Daveluy (1893-1966) [Tricot 581], dochter van zijn zus, en het portret van mevrouw Albert Croquez [Tricot 582]. Het jaar nadien schildert hij het portret van zijn Parijse vriend en advocaat Albert Croquez (1886-1949) [Tricot 583] en van de Oostendse amateurschilder Carol Deutsch (1894-1944) [Tricot 584].
Zijn geschilderd zelfportret uit april 1932, getiteld Ensor aan zijn harmonium (Menard Art Museum, Komaki) (Tricot 620) is gebaseerd op een foto, wellicht genomen door één van zijn goede vrienden, de Franse advocaat en kunstverzamelaar Albert Croquez (1886-1949) of de Belgische schilder Georges Creten (1887-1966).
Tekst: Xavier Tricot
(1) James Ensor Peintre & Graveur, avec 111 illustrations de James Ensor, Parijs, Librairie de la Société Anonyme « La Plume », 1899.
(2) Zie het essay 'James Ensor in zijn atelier', tent. cat. Bij Ensor op bezoek, Oostende, Mu.zee, 2010.
(3) Émile Verhaeren, James Ensor, Brussel, 1908, p. 122; Grégoire Le Roy, James Ensor, Brussel/Parijs, 1922, p. 188.
(4) Émile Verhaeren, James Ensor, Brussel, 1908, p. 116; Grégoire Le Roy, James Ensor, Brussel/Parijs, 1922, p. 183.)
(5) Ensor realiseert in 1896 zijn ets Menu voor Ernest Rousseau, 1896 [T. 109] naar aanleiding van het huwelijk van Ernest Rousseau met Milly Nahrath.
(6) Vrijheidssymbool van revolutionair republikeins Frankrijk.
(7) Een fotografisch portret, wellicht genomen door Ernest Rousseau junior, werd afgebeeld in het boek James Ensor. Tekeningen en prenten door Robert Hoozee, Sabine Bown-Taevernier, J.F. Heijbroek, Antwerpen, 1987, p. 207.
(8) Tot nu toe werd aangenomen dat de ets door Ensor is vervaardigd naar de buste van Ernest Rousseau door de Vlaamse beeldhouwer Jef Lambeaux.
(9) L'Illustration. Journal universel, 39ste jaargang, vol. LXXVII, nr. 1998, 11 juni 1881.