Het waren de satire en de karikatuur die James Ensor bij uitstek de middelen verschaften om uitdrukking te geven aan zijn non-conformisme en zijn speelse, soms boosaardige fantasie. Eerder dan een wereld te reproduceren die hem miskende en afkeurde, trachtte hij de realiteit te herscheppen volgens zijn eigen gemoedstoestand om ze zo te beheersen. In een ongecontroleerde schriftuur gaf de kunstenaar gestalte aan fantasiewezens om van daaruit de hele compositie op te bouwen. Soms grijpt Ensor ook naar de koddige vervormingen van de karikaturist zoals in de Hellevaart (1887) waarin hij de artistieke mogelijkheden van een subjectieve uitdrukkingskracht ontdekte. Samen met De grap van de olifant (1888) of Het spook(1889) behoort deze prent tot een groep van 'drôleries', waarin Ensor de mogelijkheden van de zuivere lijn beproeft. De simplistische, gewild onhandige vormgeving staat haaks op de uiterst geraffineerde evocaties waarvan de landschappen, stads- en havengezichten getuigen. Deze stijl is dan ook in overeenstemming met de onderwerpen en motieven die in deze groep prenten behandeld worden. Dit ensemble is bedoeld om hilariteit op te wekken, een doorslaggevend aspect in Ensors groteske werken.