Eind 1890 of begin 1891 maakte James Ensor een prent met als titel 'Romeinse zegetocht'. (afb. 1) Deze is gegraveerd op een afgeschuinde koperen plaat van 179 x 241 mm. De ets van 173 x 235 mm zonder de schuine kanten is voor het eerst weergegeven in een speciale uitgave van het Franse kunsttijdschrift La Plume (1899), gewijd aan James Ensor. (1) De ets beeldt een triomftocht af van de Romeinse veroveringslegers in Rome. Ensor verwijst niet naar een specifiek bekende Romeinse triomftocht, hoewel hij geïnspireerd zou kunnen geweest zijn door het leven van Julius Caesar, zoals beschreven in zijn exemplaar van de Franse vertaling van Plutarchus' De Levens van doorluchtige Grieken en Romeinen, gewoonlijk Parallelle Levens genoemd. (2) En hij had zich natuurlijk ook kunnen laten inspireren door Andrea Mantegna's beroemde Triomf van Caesar. Verschillende reeksen gravures zijn gemaakt door Italiaanse en niet-Italiaanse graveurs naar Mantegna's werk. Eén van die reeksen is in 1692 uitgevoerd door de Vlaamse graveur Robert Van Audenaerde (1663-1748). De afgebeelde boog kan geïnspireerd zijn op de Boog van Constantijn aan de Via Triumphalis of op de Boog van Septimus Severus op het Forum Romanum, beide in Rome.
Ensors prent werd geïnventariseerd en gepubliceerd door Loys Delteil, Albert Croquez, Auguste Taevernier en James N. Elesh in hun respectievelijke catalogue raisonné. (3) Delteil geeft aan dat de prent ook bekend staat als Entrée d'Alexandre [Intocht van Alexander] en Taevernier noemt de prent Romeinse Overwinning. Zowel Delteil, Croquez, Taevernier als Elesh dateren de prent in '1889'. Emile Verhaeren vermeldt de prent ook in zijn monografie over de schilder, gepubliceerd in 1909, en classificeert deze onder het jaar 1889. (4) De door alle prentexperten van Ensor opgegeven datum is niet juist. In een brief van 5 januari 1891 schrijft James Ensor aan Valère Gille (1867-1950), redacteur van het kunsttijdschrift La Jeune Belgique: 'Je fais une eau-forte: un triomphe romain, beau sujet mouvementé. Foule innombrable. Fôrets de statues. Arcs de triomphe trapus, aqueducs grêles, ruelles encombrées d'étrange population, lions traînant chars, tigres dressés, éléphants et dromadaires, girafes et licornes, guerriers indiens montant des autruches, sagittaires tumultueux, lourde cavalerie cabrée, licteurs [onleesbaar woord] précédés de trompettes innombrables, Césars sereins, Augures se regardant sans rire, musiciens grotesques, etc. Vive agitation dans un paysage impossible et ciel rayé de pluie et de soleil'. Si la morsure est réussie, je vous offirai une épreuve témoignant la reconnaissance et le plaisir que j'ai éprouvé de paraître dans la Jeune Belgique. (5)
Uit de brief blijkt dat de prent dateert van eind 1890 of begin 1891 en niet van 1889. Ensor zelf dateert de prent in 1889. Tussen 10 en 28 januari 1891 schrijft Ensor aan zijn Brusselse vriend en mecenas mevrouw Rousseau (1850-1926): 'Je suis très content des épreuves surtout du triomphe romain. Il y a là des tons opposés et quelque distinction agréable dans les lignes. Mais pourquoi Bouwens ne m’a-t-il envoyé qu’une seule épreuve de cette eau-forte et sur papier Hollande. Il envoie deux des autres épreuves, l’une Hollande et l’autre Japon ou Chine.' (6) Ensor vermeldt de Brusselse drukker Joseph Bouwens (1823-1895) die de vroege proefdrukken van Ensor heeft gedrukt. Op 30 januari 1891 schrijft Ensor in een brief aan Valère Gille: 'Le Triomphe Romain n’est pas bien venu. Vous verrez une réduction dessinée et gravée au Salon des XX. Je vous enverrai la petite épreuve et après la grande si je parviens à la sauver.’ (7) Ensor vermeldt een getekende en gegraveerde 'verkleining' van het onderwerp, en ook een 'grote' en een 'kleine' drukproef van de prent. De kleine getekende 'verkleining' is de tekening in gekleurd krijt op paneel (36 x 46 cm), in de collectie van het prentenkabinet van de KBR (inv. nr. S II 29334). De tekening werd gepresenteerd op het 8ste salon van Les XX (Brussel) in 1891. (8)
Het Louvre (Parijs) bezit een schetsstudie van het onderwerp, in zwart contépotlood op papier (172 x 226 mm) (inv. nr. RF 39526 recto). De vraag blijft of Ensor twee verschillende prenten heeft gemaakt rond hetzelfde onderwerp. Blijkbaar heeft Ensor de prent gemaakt naar de grotere (getekende of gegraveerde) compositie, die uit 1890 dateert, en die hoogstwaarschijnlijk niet meer bestaat. In zijn brief van 8 december 1890 aan Mariette Rousseau schrijft hij: ‘Pour me reposer je fais sur grand panneau un triomphe romain, fantasmagorique, une forêt de statues blanches, de lourds hercules écrasant des monuments trappus [sic], Arcs de Triomphes massifs, aqueducs grêles, ruelles sinueuses encombrées d’étranges populations, Éléphants et giraffes [sic], lions traînant des chars, licornes et hippopotames, guerriers indiens montant des Autruches, Sagittaires tumultueux, lourde cavalerie cabrée, musiciens baroques, population inquiète et effarée, Augures se regardant sans rire.' (9)
Er zijn twee bekende staten van de ets bekend. De eerste staat toont een onafgewerkte lucht en achtergrond, en zonder de figuren linksonder. In de tweede staat zijn de lucht en het landschap op de achtergrond voltooid en zijn de figuren linksonder toegevoegd. Aan de rechterrand zijn ook enkele figuren toegevoegd. Op de boog zijn twee sculpturen toegevoegd. Aan de linkerrand is een hoek van een gebouw te zien. De eerste staat is zeer zeldzaam. Het Kupferstichkabinett van Dresden is de enige publieke instelling die een drukproef heeft in de eerste staat (inv. nr. 1894-450). De prent is in bruinzwart gedrukt op Japans papier en is verworven in augustus 1894, samen met vijftien andere Ensorprenten. (10) Het Prentenkabinet van de KBR in Brussel bezit een drukproef in de tweede staat (inv. nr. S II 53373). (afb. 2)
De prent werd samen met 24 andere Ensorprenten in 1892 verworven bij Dietrich & Co., een beroemde Brusselse boek- en prentenwinkel. (11)
De prent (in de definitieve staat) werd gepubliceerd als een bonus voor de abonnees van het Brusselse satirische tijdschrift Le Diable-au-Corps in 1895, gedrukt op Hollands papier door de Brusselse drukker Léon Evely (1849-1937), in een oplage van ongeveer 50 drukproeven. (12) Het is ook gepubliceerd als onderdeel van het portfolio Douze Eaux-fortes, dat in 1896 door de Brusselse drukker Jean-Baptiste Van Campenhout (1864-1927) op Japans papier in een oplage van 50 genummerde exemplaren werd gedrukt. (13)
(1) James Ensor Peintre & Graveur, avec 111 illustrations de James Ensor, Parijs, Librairie de la Société Anonyme La Plume, 1899, p. 57.
(2) James Ensor had een kopie van Plutarchus’ De levens van doorluchtige Grieken en Romeinen, gepubliceerd door Firmin Didot (Parijs) in 1868. Momenteel is het in de archieven van Mu.ZEE (Oostende).
(3) Loys Delteil, Le Peintre Graveur Illustré. Tome Dix-neuvième: Henri Leys - Henri de Braekeleer - James Ensor, Parijs, Chez l’Auteur, 1925, nr. 78 (zonder pagina’s, niet geïllustreerd); Albert Croquez, L’Œuvre gravé de James Ensor, Genève-Brussel, Éditions Pierre Cailler, 1947, nr. 78 (zonder pagina’s, niet geïllustreerd); Auguste Taevernier, James Ensor. Geïllustreerde catalogus van zijn gravures, hun kritische beschrijving en inventaris van de platen, Ledeberg (Gent), Erasmus, 1973, nr. 78, p. 196-197 (ill.); James N. Elesh, James Ensor. The Complete Graphic Work (The Illustrated Bartsch, vol. 141), New York, Abaris Books, 1982, nr. 78, p. 142 (ill.).
(4) Émile Verhaeren, James Ensor, Brussel, G. Van Oest & Cie, 1908, p. 127.
(5) James Ensor, Lettres, uitg. Xavier Tricot, Brussel, Labor, 1999, p. 424-425
(6) Archief voor Hedendaagse Kunst van België, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, Rousseau Records, inv. 119.749.
(7) James Ensor, Lettres, p. 426.
(8) Brussel, Musée de Peinture, Les XX, 8ste jaarlijkse tentoonstelling, 7 februari – 8 maart 1891, cat. nr. 9.
(9) Archief voor Hedendaagse Kunst van België, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Rousseau Records.
(10) De prenten van Ensor (inv. nrs. 1894-448 tot 1894-463) in 1894 verworven door het Kupferstichkabinett, Staatliche Kunstsammlungen, Dresden, zijn: De Kathedraal (eerste staat) (1886), Christus bedaart de storm (1886), Romeinse zegetocht (1890-91), Inneming van een vreemde stad (1888), Duivels rossen engelen en aartsengelen af (1888), Ernest Rousseau (1886), Elias Magnus Fries (1886), Bijstandstraat te Brussel (1887), Gezicht op Oostende in het Oosten (1888), De molen van Mariakerke (1889), Molen in Slijkens (Bredene) (1891), Sloepen (1888), Stormwind aan de rand van het bos (1888), Pier te Oostende (1887), De muziek in de Vlaanderenstraat in Oostende (1890) en Groot gezicht op Mariakerke (1887).
(11) De Ensorprenten (inv. nrs. S II 53354 tot 53378) verworven in 1892 door het prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van België (nu KBR), zijn: De muziek in de Vlaanderenstraat in Oostende (1890), Stadhuis van Oudenaarde (1888), Bijstandstraat te Brussel (1887), Huis op de Anspachlaan (1888), Voetpaadje in Groenendaal (1888), Gezicht op Oostende in het Oosten (1888), Landelijke brug (1889), Vlaamse hoeve (1888), De brug van het bos in Oostende (1889), De Van Iseghemlaan in Oostende (1889), Bosje (1888), Zonderlinge insecten (1888), De molen van Mariakerke (1888), De cataclysmen (1888), Christus beledigd of Christus aan het volk getoond (1886), Sloepen (1888), Het grote dok in Oostende (1888), Christus bedaart de storm (1886), Inneming van een vreemde stad (1888), Romeinse zegetocht (1890-91), Gestrande boten (1888), De Kathedraal (1886), De poel met de populieren (1889), De beroemde Perzische geneesheren Iston, Pouffamatus, Cracozie en Transmouffe onderzoeken de stoelgang van koning Darius na de slag van Arabela (1886). Zie Belgische Bibliografie, jaargang 8, nr. 7, 1892, p. 195, nr. 32: ‘ENSOR (James). Eaux fortes. Bruxelles, Dietrich. 25 pl. sur chine petit format, en un portefeuille in-fol.’ (Chinees papier werd een keer gebruikt om Japans papier aan te geven).
(12) Le Diable-au-Corps, jaargang 2, nr. 52, 30 December 1894, p. 2.
(13) Het portfolio Douze Eaux-fortes, in een editie van 50 kopies, bevat de volgende proefdrukken van etsen, gedrukt op Japans papier: Slag der Gulden Sporen (1895), De vermenigvuldiging der vissen (1891), De slechte geneesheren (1895), Huis op de Anspachlaan (1888), Fridolin et Gragapança d’Yperdamme (1895), Christus bij de bedelaars (1895), Duivels die mij sarren (1895), Inneming van een vreemde stad (1888), Romeinse zegetocht (1890-91) en Molen in Slijkens (Bredene) (1889).
1890-91
D. 78 Cr. 78 T. 78 E. 78
Ets (koperplaat, afgeschuind) 179 x 241 mm
1e staat
De lucht en de achtergrond zijn nog niet afgewerkt. De figuren linksonder ontbreken. Gesigneerd linksonder in de hoek: Ensor
2e staat
De lucht en het landschap zijn voltooid en de figuren linksonder zijn toegevoegd. Aan de rechterrand zijn enkele figuren toegevoegd. Op de boog zijn twee sculpturen toegevoegd. Aan de linkerrand is een hoek van een gebouw te zien.
Voor het eerst gepubliceerd in La Plume, p. 57. Ook gepubliceerd door Le Roy, p. 121. Delteil, Croquez, Taevernier en Elesh publiceren de tweede staat. Delteil vermeldt dat de prent ook bekend staat als Intocht van Alexander. Taevernier geeft de prent de titel Romeinse Overwinning.
In een brief van 5 januari 1891 schrijft James Ensor aan Valère Gille (1867-1950), redacteur van het kunsttijdschrift La Jeune Belgique: ‘Je fais une eau-forte: un triomphe romain, beau sujet mouvementé. Foule innombrable. Forêts de statues. Arcs de triomphe trapus, aqueducs grêles, ruelles encombrées d’étrange population, lions traînant chars, tigres dressés, éléphants et dromadaires, girafes et licornes, guerriers indiens montant des autruches, sagittaires tumultueux, lourde cavalerie cabrée, licteurs [onleesbaar woord] précédés de trompettes innombrables, Césars sereins, Augures se regardant sans rire, musiciens grotesques, etc. Vive agitation dans un paysage impossible et ciel rayé de pluie et de soleil. Si la morsure [est] réussie, je vous offrirai une épreuve témoignant la reconnaissance et le plaisir que j’ai éprouvé de paraître dans la Jeune Belgique.’ [James Ensor, Lettres, Brussel, Labor, 1999, p. 424-425]. Uit de brief blijkt dat de prent dateert van eind 1890 of begin 1891 en niet van 1889. Ensor zelf dateert het in 1889. Op 30 januari 1891 schrijft Ensor aan Valère Gille: ‘Le triomphe romain n’est pas bien venu. Vous verrez une réduction dessinée et gravée au Salon des XX. Je vous enverrai la petite épreuve et après la grande, si je parviens à la sauver.’ [Lettres, p. 426].
Blijkbaar heeft Ensor de bekende tekening en prent uitgevoerd naar een grotere (gegraveerde) compositie, die uit 1889 dateert en waarschijnlijk niet meer bestaat.
De prent, gedrukt door Léon Evely, werd aangekondigd in het Brusselse satirische tijdschrift Le Diable-au-Corps (jaargang 2, nr. 52, 30 december 1894, p. 2). De prent was een bonus voor de nieuwe abonnees van het tijdschrift, en werd voor 25 frank verkocht voor niet-abonnees.
Ensor beeldt een triomftocht af van de Romeinse veroveringslegers in Rome. Elesh stelt dat Ensors belangstelling voor de Belgische geschiedenis op deze prent te zien is. Hij denkt dat de aanwezigheid van de molen aan de rechtse kant erop wijst dat dit tafereel Julius Caesars invasie van en overwinning op Gallië in 57 v. Chr. verbeeldt. Wij denken echter niet dat Ensor verwijst naar een specifieke, bekende Romeinse triomf, hoewel hij zich zou kunnen laten inspireren door het leven van Caesar, zoals beschreven in zijn exemplaar van Plutarchus' De levens van doorluchtige Grieken en Romeinen, gepubliceerd in 1868 door Firmin Didot (Parijs). Daarnaast kon hij zich natuurlijk ook laten inspireren door Andrea Mantegna's beroemde Triomf van Caesar. Verschillende series gravures zijn gemaakt door Italiaanse en niet-Italiaanse graveurs naar Mantegna's werk. Eén van die series is in 1692 uitgevoerd door de Vlaamse graveur Robert Van Audenaerde (1663-1748). De afgebeelde boog kan geïnspireerd zijn door de Boog van Constantijn op de Via Triumphalis, of de Boog van Septimus Severus op het Forum Romanum, beide in Rome.
Tekst: Xavier Tricot