De prenten van James Ensor sluiten qua behandelde thema‟s en stilistische verscheidenheid goed aan bij zijn tekeningen. Een uitzondering hierop zijn de landschappen. Ensor maakte immers weinig of geen tekeningen naar de natuur. Tussen 1886 en 1890 ontstonden er 54 geëtste landschappen op een totaal van 133 prenten. De kunstenaar etste enkele gezichten op het bos van Oostende en een reeks polderlandschappen met dorpen, alleenstaande huizen of molens in Mariakerke, Leffinge, Slijkens of Oudenburg. Het zijn ongecompliceerde, fragmentarische natuurstudies, subtiel en beheerst, waarin Ensor zich concentreerde op de observatie. De schriftuur is spaarzaam, waardoor de prenten een grote suggestieve kracht krijgen. Als etser naar de natuur was Ensor voornamelijk geboeid door de weergave van het licht in de bossen en in de open poldervlakte. Naar het voorbeeld van de landschapsperceptie van de Britse kunstenaar William Turner, etste Ensor met kleine, nerveuze trekken, die trillen van spanning.