In de geest van de Vlaamse realistische traditie liet James Ensor zich inspireren door de wereld waarin hij leefde, door zijn eigen vruchtbare verbeelding en door reproducties die hij bekeek en publicaties die hij las.
Ensor had het meest interesse voor kunstenaars die het lichtprobleem vanuit een subjectieve betrokkenheid behandelden, zoals Rembrandt en William Turner, en voor kunstenaars met wie hij zijn zin voor ironie en karikatuur deelde, zoals Jacques Callot, Honoré Daumier, Alfred Grévin of William Hogarth. Door het typisch Ensoriaanse karakter verdween de verwijzing naar de inspirerende prent of viel nauwelijks meer op. Het gaat telkens om een volledig nieuwe schepping gerealiseerd vanuit Ensors geest en fantasie.
In de fin de siècle-literatuur vond Ensor een aantal motieven voor zijn kunst: Pierrot, de dood, de massa, duivels en demonen, Christus, het typische vocabularium van de symbolisten. Hij bewonderde de fantastische vertellingen van Edgar Allan Poe. Prenten als De wraak van Hop-Frog (1885) en Koning Pest (1895) refereren aan het werk van de Amerikaanse schrijver.