Het houdt verband met verzamelaars en kunstliefhebbers die zich profileren aan de hand van dit exclusieve genre. Er zijn slechts een 100-tal exemplaren overgeleverd.
Onder impuls van Jan Brueghel I (1568-1625) en Frans Francken II (1581-1642) krijgt de kunstkamer vorm. Francken schildert in eerste instantie wanden met allerlei voorwerpen die een encyclopedisch karakter uitstralen: schilderijen, beelden en ecofacten. In een volgend stadium wordt de wand uitgebreid tot een kamer die met schilderijen en andere kunstwerken, juwelen en naturalia is volgestouwd. Ook mensen worden in de kunstkamer afgebeeld. Niet zelden gaat het om een allegorie, waarin de Pictura of de schilderkunst centraal staat. De geportretteerde opdrachtgevers worden in verband gebracht met een kunstcollectie, wat een representatie van intellectueel en financieel prestige inhoudt.
Willem van Haecht (1593-1637) en David Teniers II (1610-1690) brengen het genre naar een hoogtepunt. In De kunstkamer van Cornelis van der Geest is het kruim van de Antwerpse schilderkunst, onder wie Rubens en van Dyck, samengekomen in het bijzijn van de aartshertogen Albrecht en Isabella. De trotse verzamelaar van der Geest ontvangt zijn gasten in een verbluffend kunstkabinet. Het is onduidelijk in hoeverre alle kunstwerken tot zijn verzameling behoorden. Realistische voorstellingen van bestaande kunstcollecties zijn eerder zeldzaam.
Teniers is de eerste schilder die het genre buiten de muren van Antwerpen brengt. Zijn reeks kunstkamers herbergen de verzamelde schilderijen uit de collectie van gouverneur Leopold Wilhelm (1614-1662). Bijzonder opmerkenswaardig is zijn uitgave Theatrum Pictorium, waarin Leopold Wilhelms Italiaanse schilderijen gedupliceerd zijn. Het is de eerste schilderijencatalogus uit de geschiedenis.
Tekst: Matthias Depoorter