Op het einde van de negentiende eeuw zorgen innovaties op het vlak van wetenschap, industrie en techniek voor een collectieve vooruitgangsgedachte. De maatschappij verandert op korte tijd ingrijpend en de mens gaat op zoek naar nieuwe organisatie- en uitingsvormen. In die geest van een streven naar het nieuwe ziet het modernisme in de kunst het licht. Dit modernisme mondt uit in één van de belangrijkste ontwikkelingen in de kunst sinds de renaissance: de abstracte kunst. Verschillende abstracte bewegingen ontwikkelen zich tot een nieuwe beeldtaal, waarin vorm, kleur en lijn centraal staan.
Al van bij het begin, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, bestaat de abstracte kunst uit een amalgaam van elkaar overlappende, maar ook tegengestelde stijlen. Wat ze bindt is de zoektocht naar een radicaal andere manier om de werkelijkheid uit te beelden. Men verwerpt de traditionele illusionistische weergave van de werkelijkheid, weg van het figuratieve en de representatie.
Eén van die nieuwe beeldtalen is de geometrische abstractie. Het is beredeneerde en maatschappelijk geëngageerde kunst met een vormentaal die schatplichtig is aan de meetkunde. Hiervoor baseren schilders en beeldhouwers zich op de experimenten van o.a. het kubisme en het futurisme. Het Duitse Bauhaus, dat door het Russisch constructivisme en het Nederlandse De Stijl is beïnvloed, bepaalt dan weer het uitzicht van de architectuur.
Naast de geometrische abstractie ontstaat de lyrische abstractie: een vrije, gevoelsgeladen vorm in tegenstelling tot afgelijnde meetkundige vormen. Automatismen en individuele vrijheid zijn hierbij richtinggevend. De lyrische abstractie kent vele gedaanten: van de kleurrijke kunst van Vasili Kandinsky (1866-1944), over het expressionisme, de Dada-beweging, het surrealisme, tot het Amerikaanse abstract expressionisme van Jackson Pollock (1912-1956).
Aan het begin van de twintigste eeuw wordt de historische avant-garde relatief miskend, maar de abstracte kunst in de periode na de Tweede Werldoorlog groeit uit tot een dominante kunstvorm. Ook in België moet de eerste generatie, die van de Zuivere Beelding, met mensen als Marthe Donas, Georges Vantongerloo en Jozef Peeters, het stellen zonder de erkenning die ze verdient. Pas bij de opkomst van een volgende generatie krijgt het abstract modernisme in België enige erkenning. Jo Delahaut, Maurice Wyckaert en vele anderen krijgen de ondersteuning die de eerste generatie, versmacht tussen het Vlaams expressionisme en het surrealisme, ontbeerde.
Tekst: Sergio Servellón (directeur FeliXart Museum)
16/12/2016