Zoals uit het onderschrift blijkt, wil De Driehoek zich zuiver richten op het constructivisme. Hiermee is het voor België de eerste en enige publicatie met dat doel. Net zoals Het Overzicht destijds is De Driehoek een persoonlijk gefinancierde onderneming. Met de nieuwe codirecteur Duco Perkens, pseudoniem van Edgar du Perron, vindt Peeters de nodige middelen voor dit nieuwe initiatief. Aanvankelijk is ook Paul Van Ostaijen (1896 – 1928) initiatiefnemer maar zoals eerder met Sienjaal, lukt het de literaire voorman niet om zijn stempel te drukken en haakt hij gaandeweg af. Toch levert hij belangrijke bijdragen, waaronder het in Vlaanderen klassiek geworden gedicht Marc groet ’ s morgens de dingen. Het is dan ook in de literatuur dat De Driehoek excelleert, zeker met de tweemaandelijkse Cahiers van De Driehoek, waarin Du Perron zelf publiceert samen met Van Ostaijen, Gaston Burssens (1896 – 1965) en Roel Houwink. Via dit uitgeversluik, dat de bedoeling heeft om de eigen medewerkers te promoten, brengt De Driehoek tevens vijf series postkaarten uit van Peeters, Jos Léonard (1892 – 1957), Victor Servranckx, Karel Maes en Maurice Gaspard.
De internationale contacten uit de tijd van Het Overzicht blijven doorwerken, met name met afbeeldingen van Wassily Kandinsky (1866 – 1944), Enrico Prampolini (1894 – 1956), László Moholy Nagy (1895 – 1946) alsook van De Ploeg-kunstenaar Wobbe Alkema (1900 – 1984). Opvallend is dat de aandacht verder gaat dan enkel schilderijen en grafiek. Men legt nadruk op de toegepaste kunsten, affiches en zelfs poppen. Kenmerkend aan De Driehoek is de uit 4 bladzijden gevouwen katern van 16 pagina’s zonder echt titelblad wat het geheel een eerder pamflettair karakter geeft. In tegenstelling tot Het Overzicht verschijnt De Driehoek regelmatig. De 10 nummers, een dubbelexemplaar uitgezonderd, verschijnen maandelijks tot in januari 1926. Uiteindelijk zal Du Perron het strakke dogmatisme van Peeters niet blijven ondersteunen en er de financiële stekker uittrekken. Du Perron draagt zijn alter ego Duco Perkens ten grave en keert het modernisme voorgoed de rug toe.
Tekst: Sergio Servellón