Nog voor het einde van de oorlog wordt in Antwerpen de groep Moderne Kunst opgericht. Antwerpse kunstenaars groeperen zich om hun gemeenschappelijke belangen beter te kunnen behartigen. Andere groepen volgen zoals Clarté en Lumière, maar de Kring Moderne Kunst onderscheidt zich door een uitgesproken evolutie naar abstractie en constructivisme. Het manifest van de Kring Moderne Kunst wordt gepubliceerd in Vlaamsch Leven op 20 oktober 1918. Naast Jozef Peeters als secretaris zijn de andere stichtende leden Edmond van Dooren, Jos Leonard en Jan Cockx. Een belangrijk wapenfeit is het uitnodigen van De Stijl voorman Theo Van Doesburg die verschillende lezingen geeft. Deze lezingen zullen de ontwikkeling van de abstracte kunst in België versnellen.
Peeters en de leden van de kring Moderne Kunst organiseren drie belangrijke congressen in 1920 en 1922. Vooral het Tweede Congres voor Moderne Kunst in Antwerpen is een ingrijpende gebeurtenis voor het Belgische modernistische kunstleven. Het is de eerste gelegenheid waarbij de Belgische avant-garde zich toont binnen een internationale context. De internationale deelname is indrukwekkend met een delegatie van de groep rond het tijdschrift Der Sturm, met onder anderen Alexander Archipenko (1887 – 1964), Paul Klee (1879 – 1940) en Kurt Schwitters (1887 – 1948) en de Italiaanse futurist Giacomo Balla (1871 – 1958).
In Brussel komt ook kort na de Wapenstilstand een gelijkaardige evolutie op gang. Groep en tijdschrift Le Geste kondigt in december 1919 de opening van Le Centre d'Art aan. Dit ambitieus opgevatte initiatief omvat alle nodige elementen om als platform te dienen: lezing- en tentoonstellingszaal, drukkerij, uitgeverij en boekhandel. Op 20 december 1919 gaan de activiteiten van start met onder andere een tentoonstelling van affiches van Pierre-Louis Flouquet en René Magritte. Onder impuls van de gebroeders Pierre en Victor Bourgeois en criticus Maurice Casteels wordt Theo van Doesburg uitgenodigd voor een lezing, net zoals Peeters deed in Antwerpen. Na deze activiteit stopt de werking van de Centre d'Art maar het initiatief wordt gecontinueerd in de kring en periodiek 7 Arts. Er komen impulsen voor belangrijke initiatieven zoals de stand van L’Equerre - 7 Arts in het Salon de La Lanterne Sourde in 1923. Daarnaast zorgen initiatiefnemers zoals Flouquet en Victor Bourgeois zorgen voor internationale linken met onder andere de Exposition Internationale d'Art Moderne in Genève (1920), Exposition Internationale des Arts décoratifs in Monza (1925) en bijdragen aan de groepstentoonstelling in het Musée de Grenoble (1927).
Tekst: Sergio Servellón