Het 1ste Kongres voor Moderne Kunst wordt gehouden op 10 en 11 oktober 1920 in Antwerpen in de Beethovenzaal (Jozef de Bomstraat). Huib Hoste en Jozef Peeters zijn de organisatoren en Jozef Muls, redacteur van het tijdschrift Vlaamsche Arbeid en adjunct-conservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, is de voorzitter. De radicale maatschappelijke omwenteling, vanuit zowel een Vlaamse als een internationalistische reflex, staat centraal. Er worden lezingen aangekondigd van Peeters en Hoste zelf, en ook van Herman Craeybeckx (1897 – 1974), Eugeen De Bock (1889 – 1981), Victor De Meyere (1873 – 1938), Marnix Gijsen (1899 – 1984), Edward Léonard en Lode Ontrop (1875 – 1941). Vilmos Huszár (1844 – 1960), de Hongaars-Nederlandse schilder gaf een niet aangekondigde lezing. Aansluitend vindt een tentoonstelling plaats waarvan geen catalogus bestaat maar waar behalve Jozef Peeters wellicht ook Jan Cockx (1891 – 1976), Jan Kiemeneij (1889 – 1981), Karel Maes en Edmond Van Dooren (1896 – 1965) aan deelnamen. Tijdens het 1ste Kongres werd de tegenstelling duidelijk tussen het Vlaams sociaal geëngageerde humanitaire expressionisme, met als exponenten De Bock en Gijsen enerzijds, en de abstracte beweging anderzijds die de internationale tendensen van het constructivisme bepleit, met onder meer bijdragen van Vilmos Huzsár en Huib Hoste. Peeters probeert met zijn ‘Gemeenschapskunst’ beide standpunten te verzoenen.
De echte krachttoer komt er met de tweede editie. Van 21 tot 23 januari 1922 organiseren Peeters als penningmeester en Hoste als voorzitter het 2de Kongres voor Moderne Kunst. Er is een sterke internationale delegatie aanwezig, met een belangrijke vertegenwoordiging van de Duitse groep Der Sturm. De catalogus van de tentoonstelling in zaal El Bardo vermeldt onder anderen Alexander Archipenko (1887 – 1964), Giacomo Balla (1871 – 1958), Rudolf Bauer (1889 – 1953), K. Boguslawskaja, Paul Klee (1879 – 1940) en Kurt Schwitters (1887 – 1948). Voor de Belgen waren dat naast de kernen van de kring Moderne Kunst en de groep van 7 Arts ook Vantongerloo en de toen nog onbekende ‘Tour’ Donas. E.L.T. Mesens (1903 – 1971) komt voor als muzikant. Ook Paul Van Ostaijen (1896 – 1928) wordt vermeld, al haalt Peeters zijn werken uit de tentoonstelling wanneer hij het vermoeden krijgt dat de inzending een parodie is. Het congres dat in de feestzaal van het Atheneum in Antwerpen plaatsvond, was van een hoog niveau, met lezingen van Herman Vos (1928 – 2012), Louis Van der Swaelmen (1883 – 1929), Stan Leurs (1893 – 1973), August Stärcke (1880 – 1954), Paul Collaer (1891 – 1989), Huszár, Victor J. Brunclair (1899 – 1944), Herman van Overbeke (1895 – 1957), Peeters en J.J. Oud (1890 – 1963) die de aangekondigde Van ’t Hoff verving. Herman Vos’ voordracht Over de politiek in verband met kunst, waarin gemeenschapskunst wordt vooropgesteld, verschijnt in april 1922 in Vlaamsche Arbeid. De nationaal-internationaal tegenstelling speelde tijdens het 2de Kongres voor Moderne Kunst een rol, al werd er duidelijk voor de internationale avant-garde gekozen.
Peeters laat zich inspireren door de Arbeitsrat für Kunste in Berlijn en lanceert het idee om een Antwerpse kunstenaarsraad op te richten met een sterke toenadering tot de toegepaste kunsten. Het voornemen verzandt echter in een theoretische discussie tijdens de debatten van het tweede congres. Om een herhaling te vermijden, kiest men tijdens het volgend congres voor een meer praktijkgerichte aanpak, met nadruk op de architectuur en de toegepaste kunsten. Het 3de Kongres vond plaats op 5 en 6 augustus 1922 in de zaal Het Belfort in Brugge met opnieuw Hoste als voorzitter. De tentoonstelling liep van 30 juli tot 15 augustus 1922. Dit congres werd gecombineerd met de Vlaamse Wetenschappelijke congressen en een congres bibliotheekpersoneel en was veel minder ambitieus van aard, met maar één internationale genodigde. De lezingen werden gegeven door Wies Moens (18898 – 1982), E.L.T. Mesens, Hoste, Leurs, Peeters en Maes, wiens interventie enthousiast onthaald werd.
Tekst: Sergio Servellón