Een zelfportret is een zeer kwetsbaar genre. Het daagt een kunstenaar uit omdat de manier waarop die zichzelf in beeld brengt, erg veel vertelt over de gemoedstoestand. Evengoed kan het een strijd tonen die de kunstenaar levert met zichzelf tegenover de buitenwereld en de graad van zelfzekerheid die mee in het portret sluipt. Een zelfportret is slechts een momentopname. Soms is een zelfportret niet meer dan een handige manier om zich als kunstenaar te ‘oefenen’ in het portretgenre, omdat het ‘zelf’ altijd dichtbij is om model te staan. Een zelfportret kan deel uitmaken van een hele reeks die de kunstenaar kort na elkaar tekent of schildert. James Ensor (1860-1949) heeft zijn hele carrière lang zelfportretten gecreëerd [2]. Honderden keren zien we de kunstenaar zichzelf weergeven, soms centraal geportretteerd, soms deel van een tafereel. Soms in volle ernst, vaak ironisch, of met de nodige zelfspot. Mieke Mels (curator/onderzoeker Mu.ZEE) licht graag twee portretten toe van de kunstenaar uit de collectie van Mu.ZEE.
In 1883 schildert James Ensor zichzelf tegenover een donkere neutrale achtergrond. Het is een klassiek portret in een donker coloriet geschilderd. Vijf jaar later voert de kunstenaar enkele cruciale aanpassingen door. Hij verrijkt de iconografie met een kleurrijke bloemenhoed, enkele opvallende, felblauwe accenten aan zijn snor en vier cirkelelementen in de hoeken die de vorm van een ovalen medaillon suggereren. Wanneer Ensor dit herwerkte portret in 1890 tentoonstelt op het Salon des XX in Brussel, geeft hij het de titel Mon portrait déguisé (1888).
Verschillende interpretaties zijn hier mogelijk. De herwerking kan een toespeling zijn op het zelfportret van Peter-Paul Rubens (ca. 1623-30). De Antwerpse meester heeft zichzelf met een opvallende hoed afgebeeld op een ovalen paneel (pas later wordt dit ovalen paneel rechthoekig gemaakt). De allusie op Rubens is zeker niet toevallig: ze getuigt van het grote zelfbewustzijn van de kunstenaar die zich hier als een Rubens van de negentiende eeuw aandient. Het is een interpretatie die van een groot zelfvertrouwen getuigt. Maar zelfvertrouwen is niet het enige wat hier in dit zelfportret kan afgelezen worden. De blik van de kunstenaar zegt zoveel meer…
In die zin kunnen de cirkelfragmenten ook als een spiegel worden opgevat. Prof. Dr. Marcel De Maeyer (1920-2018) formuleerde in 1964 volgende bedenkingen, nadat hij het idee van ‘overschilderen’ met frivole elementen had geopperd: “Nergens is hij zo lokkend en gesloten, schijnt hij zo ernstig en ironisch, zo zelfbewust en grillig, zo nabij en tevens zo veraf. In geen ander portret intrigeert ons zo zijn gecompliceerde persoonlijkheid. […] de kijker voelt zich meteen slechts voor een spiegelbeeld geplaatst en op afstand gehouden. Hij ervaart dat een werkelijke dialoog onmogelijk is, omdat de kunstenaar hier slechts aan zelfbespiegeling doet; dat de cirkel die hij rondom zichzelf heeft getrokken hem ook isoleert.[3]” Ensor kijkt in de spiegel en wij als toeschouwer komen er niet of nauwelijks aan te pas. Hij kijkt niet naar ons maar naar zichzelf.
In 1961 schonk Emma Lambotte (1876-1963) een potloodtekening van James Ensor aan het Museum voor Schone Kunsten in Oostende. Het is een zelfportret, met als toegevoegde noot van de kunstenaar « pas fini ». We zien de kunstenaar de woorden in een notitieboek noteren. De letters PAS FIN[I] meermaals overtekend, als wilde hij het onafgewerkte meer dan ooit benadrukken, hoewel de betekenis ervan niet onmiddellijk duidelijk is. In de catalogus Ik, James Ensor, tekeningen en prenten, uitgebracht naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in het MSK in Gent (1987), wordt gealludeerd op een verwijzing naar een in die tijd veelgehoord verwijt aan de impressionisten dat hun werk ‘onaf’ was. Een andere verklaring voor het opschrift ‘onvoltooid’ kan worden gezocht in de eeuwige, nooit aflatende polemiek tussen kunstenaars en hun critici. [4]
Uit de duisternis die de kunstenaar omhult, zien we vaag een demonische figuur opdoemen, alsof die z’n klauwen in Ensors schouders zet. Het zou Edouard Fétis (1812 – 1909) kunnen zijn, kunstcriticus en criticaster die Ensor naar eigen zeggen “met zijn oude broze nagels in de rug krabt” [5]. Het gezicht van Ensor doemt op uit de duisternis in zwarte krijt. Enkele harde, zwarte lijnen aan de wenkbrauwen, de snor en het krullende haar geven een ongeziene expressie aan het zelfportret, alsof die lijnen nodig waren om de tekening te finaliseren.
Zelfvertrouwen versus ironie en zelfspot, ongemak en onzekerheid. Zowat alle emoties passeren de revue wanneer we naar deze zelfportretten kijken. Ensor was op het toppunt van zijn kunnen, maar voelde zich toch geïsoleerd en vaak onbegrepen. We lezen dit zo vaak in tal van essays, en toch wist de man verdomd goed wat hij als kunstenaar waard was. Een zelfportret is een pose, een spel, een opvoering, met zichzelf in een glansrijke hoofdrol.
Mieke Mels
December 2022
Oostende
[1] Ensor, J. in Discours pour la réception à l’Académie Royale de Belgique, 1925, ‘James Ensor, mes écrits’, p. 96, 1974)
[2] De allereerste gekende tekening is Zelfportret als Arabier (1877).
[3] De Maeyer, M., James Ensor - Ensor met bloemenhoed, in ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’, 1964.
[4] Hoozee, R., Bown-Taevernier, S., Heijbroek, J.F., Ik, James Ensor, Tekeningen en prenten, Uit. Museum voor Schone Kunsten, Gent & Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam, 1987.
[5] Vrije adaptatie van een quote van James Ensor : « Fétis m'égratigne de ses vieux ongles cassants. », in Discours prononcé au banquet offert à Ensor par « La Flandre Littéraire », 1922, ‘Mes écrits’, p. 76 (uitg. 1974, Liège)
Ensor, James, Mes écrits
Hostyn, Norbert. Ensor, de verzameling van het Museum voor Schone Kunsten Oostende. Gent-Amsterdam: Ludion, 1999.
De Maeyer, Marcel. 'James Ensor, Ensor met de bloemenhoed', Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, 1964: p16-16a., okv.be.
Ollinger-Zinque, Gisèle, Ensor: een zelfportret, Laconti, Brussel, 1976.
Hoozee, R., Bown-Taevernier, S., Heijbroek, J.F., Ik, James Ensor, Tekeningen en prenten, Uit. Museum voor Schone Kunsten, Gent & Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam, 1987.