Recent onderging het werk een uitgebreide restauratiebehandeling. Van de restauratie werd gebruikgemaakt om het schilderij ook materiaaltechnisch door te lichten.
Op dit schilderij zien we hoe Sint Sebastiaan, de lijfwacht van de Romeinse keizer Diocletianus (ca. 243-316), omwille van zijn Christelijk geloof doorboord werd met pijlen. De Romeinse weduwe Irene en haar dienares bevrijdden hem. De voorstelling met Irene was geliefd in de zeventiende eeuw omdat ze symbool stond voor de christelijke naastenliefde en de rol van de vrouw als zorgende beklemtoonde, zoals die tijdens de contrareformatie werd vooropgesteld.
Tegelijk kan het tafereel inhoudelijk verbonden worden met de rol van pestheilige die Sebastiaan na zijn dood kreeg toebedeeld. Dat zien we bijvoorbeeld aan de suggestie van een stuiptrekkende beweging en de verkleuring van zijn ledematen – symptomen van de ziekte – en de weergave van een ongewone lucht op de achtergrond. Deze verwijst wellicht naar dreigende natuurfenomenen die men in de zeventiende eeuw in verband bracht met de pest. In de jaren 1620, de periode waarin dit schilderij moet ontstaan zijn, werd Europa – ook Gent – geteisterd door uitbraken van de dodelijke ziekte.
Melchior de la Mars was in de vroege zeventiende eeuw actief in Gent. Helaas zijn extreem weinig gegevens over zijn levensloop voorhanden. Tussen 1619 en 1621 schilderde hij de indrukwekkende Besnijdenis van Christus (1621, Augustijnenklooster Gent). In de periode 1626-27 vinden we hem terug in Brussel. De la Mars’ corpus aan schilderijen is op een hand te tellen. Hij hanteert een aparte en bijzonder persoonlijke vormentaal, waarbij hij een laatmaniëristische manier van werken combineert met een door Caravaggio (1571-1610) geïnspireerde stijl.